Tegen betaling van een premie laat je financiële risico’s overnemen door de verzekeraar. Dus door premie te betalen kun je je fiets verzekeren tegen bijvoorbeeld diefstal. Sluit je een verzekering af tegen de waardedaling van een obligatie of aandeel dan spreken we van short gaan. Het product wat je dan aanschaft is een put-optie. Anders dan bij een verzekering voor je fiets hoef je de aandelen die je verzekert helemaal niet te hebben. Je krijgt uitbetaald als de aandelen in waarde dalen (ongeacht of je ze hebt of niet hebt).
Het bedrag dat je moet betalen voor je verzekering.
De premie die je betaalt is afhankelijk van het aantal jaren dat je schadevrij hebt gereden. Hoe langer schadevrij hoe meer korting je krijgt op de premie. Het systeem werkt met treden. Ieder jaar schadevrij betekent een hogere trede. Maak je schade dan zak je een aantal treden terug. Soms is het daarom verstandig een schade niet te claimen.
Als je een verzekering afsluit weet jij meer over jezelf dan de verzekeringsmaatschappij weet. Bij een verzekering tegen ziektekosten weet jij meer over je gezondheid dan de maatschappij weet. Bij een autoverzekering weet jij meer over je eigen rijgedrag dan de verzekeringsmaatschappij. De verzekeringsmaatschappij weet dus niet wat de goede en wat de slechte risico’s zijn.
Door de bonus-malusregeling wordt asymmetrische informatie tegengegaan. Immers als een nieuwe klant zich meldt bij de verzekeringsmaatschappij krijgt de maatschappij meteen te horen hoeveel jaar de klant schadevrij heeft gereden. Immers de klant wil graag de korting op zijn premie krijgen en moet daarom opgeven hoeveel jaar hij schadevrij heeft gereden (dit kan hij aantonen door te laten zien in welke trede hij zat bij zijn vorige maatschappij).
Omdat de verzekeringsmaatschappij niet weet wat de goede en wat de slechte risico’s zijn kan ze niet anders dan aan iedereen dezelfde premie vragen. Deze premie is gebaseerd op het gemiddeld risico dat de verzekeringsmaatschappij loopt (dit is namelijk wel bekend). Maar een premie die is gebaseerd op een gemiddeld risico is te hoog voor iemand die weinig risico loopt (de goede risico’s) en lekker laag voor iemand die veel risico loopt (de slechte risico’s). De eerste groep zal zich daarom niet verzekeren en de laatste groep juist wel. Maar hierdoor stijgt het gemiddelde risico voor de verzekeringsmaatschappij. Deze zal daarom de premie verhogen. Maar door die hogere premie vallen de wat betere risico’s van de groep slechte risico’s weer af. Dus moet de verzekeringsmaatschappij de premie weer verhogen. En zo gaat het verder.
Door de bonus-malusregeling kan het probleem van averechtse selectie worden verminderd omdat de slechte risico’s nu een hogere premie moeten betalen dan de goede risico’s. Immers de slechte risico’s zitten in een lagere trede dan de goede risico’s. Bij de bonus-malusregeling
vindt er premiedifferentiatie plaats (niet iedereen betaalt dezelfde premie) en dat is precies wat je moet hebben om averechtse selectie te voorkomen.
Het je onvoorzichtiger gaan gedragen omdat je weet dat je verzekerd bent. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet zo heel goed beveiligen van je fiets (dat wil zeggen niet meer dan de verplichte beveiliging die de verzekeringsmaatschappij je oplegt). Moreel wangedrag is wat anders dan je niet houden aan de eisen van de verzekeringsmaatschappij. Je brommer opvoeren mag niet. Doe je het toch dan keert de verzekeringsmaatschappij niet uit. Er is sprake van moreel wangedrag als je je binnen de regels van de verzekeringsmaatschappij onvoorzichtiger gedraagt.
Het gedeelte van de schade dat je zelf moet betalen. Je zorgverzekering heeft bijvoorbeeld een eigen risico van € 300 per jaar. Ook bij andere verzekeringen komt dit vaak voor. Vaak ook kan je je eigen risico verhogen. Je betaalt dan minder premie.
Door het instellen van een eigen risico wordt moral hazard tegengegaan of in ieder geval verminderd (immers je weet dat je een gedeelte zelf moet betalen).
Een relatie tussen een opdrachtgever (principaal) en een uitvoerder (agent). Door het verschil in belangen tussen de principaal en de agent en door asymmetrische informatie kunnen er problemen ontstaan.
Dit probleem ontstaat door asymmetrische informatie en tegengestelde belangen. Als je dit probleem moet beschrijven zorg er dan voor dat je altijd de volgende drie vragen beantwoordt:
1. Wie is de principaal en wie is de agent?
2. Welke informatie heeft de agent wel, maar de principaal niet?
3. Wat zijn de belangen van de principaal en wat zijn de belangen van de agent en op
welke manier conflicteren deze met elkaar?
Schuldbewijzen van de overheid of van bedrijven. Op de obligatie staat een nominale waarde, een rentepercentage (couponrente) en een looptijd. Gedurende de looptijd krijg je jaarlijks de couponrente over de nominale waarde van de obligatie uitgekeerd. Aan het eind van de looptijd krijg je de nominale waarde uitgekeerd.
Een obligatie uitgegeven door de staat. De overheid verkoopt deze obligaties om haar tekort te financieren. Het totaal van alle uitstaande staatsobligaties is de staatsschuld.
Een bewijs van mede-eigendom van een bedrijf. Ook op een aandeel staat een nominale waarde. ER ontbreekt echter een looptijd en een rentepercentage. Dit komt omdat er hier geen sprake is van een lening. Het bedrijf betaalt het bedrag niet meer terug. Daarom ben je ook mede-eigenaar. Wel krijg je jaarlijks een deel van de winst (dividend).
Het vermogen in een bedrijf dat toekomt aan de eigenaren. Bij een NV is dit het aandelenvermogen. Het totaal van alle aandelen die zijn uitgegeven.
Dit is geleend vermogen. Een deel van dit vermogen bestaat uit de uitgegeven obligaties. (het geleend geld waarmee een deel van de bezittingen van een bedrijf is betaald)
De juridische vorm van een onderneming. Eenmanszaak, Vennootschap onder firma, Besloten vennootschap, Naamloze vennootschap.