Kenmerken; Vrijwillig, commerciële verzekerings maatschappij, premie is gebasseerd op risico.
Kenmerken; alleen voor mensen in londienst, uitkering hangt af van je loon, werknemersverzekeringen begginnen (bijna) altijd met w
Kenmerken; voor iedereen in Nederland, volksverzekekeringen beginnen (bijna) altijd met a
De opbrengsten van het beste, niet gekozen alternatief.
Consumptie nu verkiezen boven consumptie later. Mensen zullen hierdoor sneller lenen.
Consumptie later verkiezen boven consumptie nu. Mensen zullen hierdoor sneller sparen.
Vergoeding voor lenen.
Het terug betalen van een lening.
Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren nooit op hetzelfde moment.
1. Spaargeld 2. Onroerend goed 3. Aandelen & obligaties
1. Loon 2. Huur 3. Rente 4. Pacht 5. Winst
Je meet je vermogen op één moment.
Je meet je primair inkomen over een periode.
Lening met onderpand. Door een onderpand is er lager risico voor de bank.De bank vraagt lager rente, dan zonder onderpand.
Het genereren van inkomen door geld/bezit. Door het bijvoorbeeld betalen van een pand en die verhuren verdien je steeds meer geld.
Mede-eigenaar van een bedrijf. Veen risico sinds een bedrijf falliet kan gaan.
2 Vormen van rendement zijn Koerswinst; het verkopen van je aandeel voor hogere prijs. Dividend; het stukje winst.
Lening met vaste looptijd + vaste rente. Geen risico sinds de overheid niet falliet kan gaan.
Wat je betaalt qua rente aan de bank in procenten.
3 vormen van ouderen inkomen. 1. De AOW (een uitkering van de overheid elke maand) 2. (bedrijfs) Pensioen 3. Vermogen
De werkenden van nu betalen voor AOW'ers van nu.
Premies van nu worden betaald voor de betaling van uitkeringen in de toekomst.
Algemene stijging van de prijzen van goederen en diensten, niet alleen van individuele producten.
Stijgt met inflatie
Directe belasting betaal je over inkomen of vermogen. Indrecte belasting betaal je over (bv) btw en accijns.
Hoeveel geld de overheid in een jaar tekort komt, of te veel binnen krijgt.
1. De overheidstekort (EMU-Saldo) mag maximaal 3% zijn van bbp. 2. De staatsschuld (Emu-schuld) mag maximaal 60% zijn van bbp.
Iedereen betaalt evenveel belasting, ongeacht je inkomen.
Met mate je inkomen stijgt, stijgt je belasting mee.
Eigenwoning farfait en een (lease) auto van de zaak.
Hypotheek rente , (bv) studiekosten en pensioen premies.
Inkomen waar over je belasting betaalt.
Belastingstarief dat je betaalt over je laatste euro inkomen.
Sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. De rijkste mensen betalen het meeste belasting.
Je betaalt voor een overheidsdienstals je er profijt van hebt. (bv college geld en wegebelasting.)
Belangen van de groep verkiezen boven je eigen (finaciële) belangen. (bv AOW is verplichte economische solidariteit.)
Als de prijs stijgt zal de vraag relatief harder dalen
Wanneer de prijs stijgt daals de vraag relatief midner hard
Stijgt met de gemiddelde stijging van de CAO-lonen