Duitse woorden
de leerling, leerlingen
der Schüler, Schüler
de moeder
die Mutter
jouw (nom. m-v-o-mw)
dein deine dein deine
de moeder
die Mütter
de school
die Schule
de/het (m-v-o-mv)
der die das die
de broer
der Bruder
de schoen, schoenen
der Schuh, Schuhe
hallo
hallo
de koffie
der Kaffee
de leerlinge
die Schülerin
doei
tschüss
de kom
die Schüssel
de man, mannen
der Mann, Männer
geen (nom. m-v-o-mv)
kein keine kein keine
de dochter
die Tochter
deze (nom. m-v-o)
dieser diese dieses
de bal, ballen
der Ball, Bälle
de dochter
die Töchter
de computer, computers
der Computer, Computer
mijn (nom. m-v-o-mv)
mein meine mein meine
de stoel
der Stuhl
de vrouw
die Frau
de tafel, tafels
der Tisch, Tische
de vrouwen
die Frauen
de dame, dames
die Dame, Damen
de vrijdag
der Freitag
de thee
der Tee
de zondag
der Sonntag
zijn (ww)
sein
de maandag
der Montag
wat
was
en
und
het paspoort
der Pass
de schat
der Schatz
een (nom. m-v-o)
ein eine ein
interessant
interessant
de partner
der Partner
wie (nom.)
wer
de arts
der Arzt
de Engelsman
der Engländer
nee
nein
de Canadees
der Kanadier
de kat
die Katze
de katten
die Katzen
Duitsland
Deutschland
de Nederlander
der Niederländer
of/toch
oder
dat
das
de avond
der Abend
ik
ich
de vader, vaders
der Vater, Väter
de acteur
der Schausspieler
de broers
die Brüder
zwemmen
schwimmen
de supermarkt
der Supermarkt
kunnen
können
(van) mij
mich
de naam, namen
Der Name, Namen
de zoon, zonen
der Sohn, Söhne
meteen
sofort
de papa
der Papa
groot
groß
de zus
die Schwester
Duits
Deutsch
de dinsdag
der Dienstag
de zussen
die Schwestern
de televisie
der Fernseher
twee
zwei
(voor) jou
dich
de grootvader
der Großvater
de opa
der opa
voor ((jou)
für
de nonkel
der Onkel
stoppen
halten
de Amerikaan, Amerikanen
der Amerikaner, Amerikaner
tot
bis
de verjaardag
der Geburtstag
het
es
bruin
braun
de salade
der Salat
dertig
dreißig
wit
weiß
de wijn
der Wein
niet
nicht
Japans
Japanisch
naar de /het
zum, zur, ins, ans
de Griek, Grieken
der Grieche, Griechen
de honger
der Hunger
de melk
das Milch
beter
besser
de dorst
der Durst
hebben
haben
het treinstation
der Bahnhof
de bus, bussen
der Bus, Busse
de vriend
die Freund
de vegetariër, de vegetarische
der Vegetarier, die Vegetarierin
zij
sie
de ober
der Kellner
goed
gut
de vis, vissen
der Fisch, Fische
zingen
singen
de zomer
der Sommer
wonen
wohnen
de winter, winters
der Winter, Winter
de donderdag
der Donnerstag
leuk vinden, lekker vinden, graag willen
mögen
december
Dezember
de film
der Film
het meisje
das Mädchen
de meisjes
die Mädchen
de tuin, tuinen
der Garten, Gärten
hem
ihn
het plezier
der Spaß
de Australiër, Australiërs
der Australier, Australiers
hij
er
de baas
der Boss
drie
drei
de luchthaven
der Flughafen
de pizza
die Pizza
de balie
der Schalter
de chocolade
die Schokolade
de middag, 's middags
der Mittag, am Mittag
klein
klein
de rijst
der Reis
haar
sie
de hamburger, hamburgers
der Hamburger, Hamburger
rood
rot
de basketballer
der Basketballspieler
dezelfde
gleichen
nodig hebben
brauchen
het appartement
die Wohnung
de appartementen
die Wohnungen
zijn (m-v-o-mv) - bezittelijk voornaamwoord
sein seine sein seine
de vriendin
die Freundin
wie (lijdend voorwerp)
wen
meer
mehr
doen, maken, nemen, volgen
machen
de foto
das Foto
waarom
warum
drinken
trinken
komen
kommen
België
Belgien
het ijs
das Eis
de garage
die Garage
zo
so
Engelse
die Engländerin
de Canadese
die Kanadierin
leven, wonen
leben
hier
hier
zes
sechs
jij
du
alles
alles
waar
wo
de zetel
das Sofa
helemaal, erg
total
blauw
blau
de kamer
das Zimmer
volledig, helemaal
komplett
het toilet
die Toilette
het huis
das Haus
de huizen
die Häuser
de gitaar
die Gitarre
de stoelen
die Stühle
het licht, lichten
das Licht, Lichter
de lamp
die Lampe
de lampen
die Lampen
het bed
das Bett
zoeken
suchen
de minuut, minuten
die Minute, Minuten
de minuten
die Minuten
naar, na
nach, in die
het kind, kinderen
das Kind, Kinder
dansen
tanzen
Keulen
Köln
maar
aber, sondern
de boot
das boot
de boten
die Boote
ja
ja
super, prima
super
Rusland
Russland
vaak
oft
morgen, ochtend
morgen
dan
dann
oké
Okay, OK
in
in
Engeland
England
Ierland
Irland
Russisch
Russisch
leren
lernen
de muziek
die Musik
Hoe gaat het?
Wie geht's?
gaan
gehen
Brazilië
Brasilien
de motorfiets
das Motorrad
de hulp
die Hilfe
waarheen
wohin
lopen
laufen
het probleem
das Problem
nu
jetzt
de hand, handen
die Hand, Händen
dank je
danke
de tijd
die Zeit
daar, er
da, dort, da drüben
uit
aus
Aken
Aachen
geen idee
keine Ahnung
rennen
rennen
veel
viel
de joga
das Yoga
Australië
Australien
de vrouwelijke partner
die Partnerin
sporten
sport machen
sporten
sportlich
precies
genau
naar huis
nach Hause
heten
heißen
erg, zeer, heel
sehr
rijk
reich
duur
teuer
het hemd
das Hemd
ziek
krank
snel
schnell
Neem me niet kwalijk, de verontschuldiging
(die) Entschuldigung
de dokteres
die Ärztin
groen
grün
hun
ihre
München
München
het kaartje, kaartjes
die Fahrkarte, Fahrkarten
de fiets, fietsen
das Fahrrad, Fahrräder
men
man
de jas
die Jacke
nieuw
neu
het warenhuis
das Kaufhaus
goedendag
guten Tag
werken
arbeiten
zwart
schwarz
mooi, leuk
schön, toll
goedkoop
billig
elegant
elegant
warm
warm
geweldig
wunderbar
nemen
nehmen
het werk, de job, de baan
die Arbeit
de kassa
die Kasse
alstublieft
bitte
Het spijt me
Es tut mir leid
de bank, banken
die Bank, Banken
de roos
die Rose
spreken, praten
sprechen
het uur, uren
die Stunde, Stunden
haar
ihre
natuurlijk
natürlich, klar
dringend
dringend
het geld
das Geld
de auto
das Auto
de auto's
die Autos
zeven
sieben
het ticket
das Ticket
de tickets
die Tickets
oud
alt
ook
auch
rijden, besturen, gaan
fahren
met
mit
Frankrijk
Frankreich
de taal, talen
Die Sprache, Sprachen
slim
klug
houden van
lieben
de shampoo
das Shampoo
weg
weg
het postkantoor
die Post
vier
vier
de foto, foto's
das Foto, Fotos
de seconde, seconden
die Sekunde, Sekunden
beide
beide
acht
acht
negen
neun
tien
zehn
de mama
die Mama
begrijpen, verstaan
verstehen
onze
unser
ons
uns
bijna
fast
de oma
die Oma
misschien
vielleicht
hen , jullie
euch, euer
de grootmoeder, grootmoeders
die Großmutter, Großmütter
de ouders
die Eltern
de vraag, vragen
die Frage, Fragen
thuis
zu Hause
zitten
sitzen
voor (ervoor)
vor
de voetbalwedstrijd
das Fußballspiel
spannend
aufregend
echt, werkelijk
wirklich, echt
het videospel
das Videospiel
op
am
cool
cook
gemakkelijk, gewoon
einfach
de grootouders
die Großeltern
de familie
die Familie
iedereen, alle, allemaal
alle
zien
sehen
er is, er zijn
es gibt
twaalf
zwölf
kennen
kennen
de tante
die Tante
elf
elf
de baby, babys
das Baby, Babys
broer en zus
Geschwister
de Amerikaanse
die Amerikanerin
niets
nichts
Er (goed) uitzien
Er (gut) aussehen
de reservering
die Reservierung
vandaag
heute
het restaurant, restaurants
das Restaurant, Restaurants
de persoon, personen
die Person, Personen
de menukaart
die Speisekarte
eten
essen
lekker
lecker
euro
Euro
kosten
kosten
de schnitzel
das Schnitzel
de buurt, de nabijheid
die Nähe
het eten
das Essen
later
später
wanneer
wann
hoe
wie
de taxi
das Taxi
wegrijden
losfahren
de universiteit
die Universität
de bibliotheek
die Bibliothek
weer, opnieuw
wieder
dat klopt, juist
richtig
te
zu
stressvol
stressig
tot ziens
auf Wiedersehen
terugzien
wiedersehen
vliegen
fliegen
van hier
von hier
met de (auto)
per (Auto)
de veerboot
die Fähre
brengen
bringen
goedenavond
guten Abend
vegetarisch
vegetarisch
het vlees
das Fleisch
de kip
das Hähnchen
de tomaat, tomaten
die Tomate, Tomaten
de aardappel, aardappelen
die Kartoffel, Kartoffeln
de frieten
die Pommes
de worst
die Wurst
Schotland
Schottland
Engels
Englisch
de vakantiekleding
die Urlaubskleidung
de kleren, de kledij
die Kleidung
de vakantie
die Urlaub, das Ferien
het kleed, de jurk
das Kleid
heet (heel warm)
heiß
de teenslippers
Flip-Flops
de hoed
die Hut
groter
großer
perfect
perfekt
Berlijn
Berlin
Chinees
Chinesisch
altijd, steeds
immer
hoe dan ook, in elk geval
auf jeden Fall
moeten
müssen
het spel
das Spiel
saai
langweilig
de fluit
die Flöte
graag
gerne
november
November
de hobby, hobby's
das Hobby, Hobbys
fietsen
Rad fahren
heel
ganz
schilderen
malen
grillen, barbecueën
grillen
de cinema, de bioscoop
das Kino
skiën
Ski fahren
spelen
spielen
uitgaan
ausgehen
het concert
das Konzert
televisie kijken
fernsehen
de piano
das Klavier
Is dat leuk?
Macht das Spaß
horen
hören
joggen
joggen
Azië
Asien
slapen
schlafen
helpen
helfen
welkom
willkommen
het colbert
das Sakko
(aan/voor) wie
wem
van wie, wiens
wessen
het zwembad
das Schwimmbad
augustus
August
in de/het
im
juli
Juli
jong
jung
nooit
nie
te
zu
raar, vreemd, bizar
komisch
vers
frisch
de mobiele telefoon, mobiele telefoons
das Handy, Handys
koud
kalt
het bier
das Bier
warm
warm
het ei, eieren
das Ei, Eier
harde
harte
zacht
weich
weinig
wenig
stinken
stinken
slecht, onwel
schlecht
luid
laut
ruiken
riechen
kapot
kaputt
minder
weniger
vinden, vinden dat
finden
dom
dumm
moe
müde
reizen (ww)
reisen
samen
zusammen
het vliegtuig
das Flugzeug
het zitje (vliegtuig)
die Sitze
naast elkaar
nebeneinander
donker
dunkel
donker, donkere
dunkel, dunkle
het haar, haren
das Haar, Haare
het glas, glazen
das Glas, Gläser
vijf
fünf
het Hotel
das Hotel
iets, een beetje, wat
etwas
pittig, pikant, scherp
scharf
de soep
die Suppe
klaar, gereed
fertig
smaken, proeven
schmecken
nog
noch
koken
kochen
de groente
das Gemüse
het middageten
das Mittagessen
al
schon
enkel, alleen maar, maar, slechts
nur
blijven
bleiben
het avondeten
das Abendessen
de telefoon
das Telefon
de citroen, citroenen
die Zitrone, Zitronen
vrij, tamelijk, redelijk
ziemlich
de pasta/noedel, pasta/noedels
die Nudel, Nudeln
zuur, zure
sauer, saure
nerveus
nervös
kijk eens
sieh mal
vallen
fallen
om
um
op
am
in, in de/het, op het
im
hoeveel
wie viel
de heer, heren
der Herr, Herren
reserveren
reservieren
genoeg
genug
na u
nach Ihnen
de zaterdag
der Samstag
het zout
das Salz
de peper
der Pfeffer
het voorgerecht
die Vorspeise
de witte wijn
der Weißwein
het hoofdgerecht
die Hauptspeise
als, dan (meer dan ik)
als
helaas, jammer genoeg
leider
de rekening
die Rechnung
het nagerecht
die Nachspeise
open
auf
dicht, gesloten
zu
dank u wel
vielen Dank
de kredietkaart, kredietkaarten
die Kredikarte, Kreditkarten
betalen
zahlen
contant, cash
bar
apart, gesplitst
getrennt
het vliegtuigticket, vliegtuigtickets
das Flugticket, Flugtickets
de jongeman
der junge Mann
het jaar, jaren
das Jahr, Jahre
tweehonderd
zweihundert
dertien
dreizehn
de wiskundetoets
der Mathetest
ver
weit
vierhonderd
vierhundert
de rode wijn
der Rotwein
teveel
zu viel
het boek, boeken
das Buch, Bücher
lezen
lesen
schrijven
schreiben
de leraar, lerares, leraren
der Lehrer, die Lehrerin, Lehrern
de klas
die Klasse
antwoorden
antworten
het woord, woorden
das Wort, Wörter
het klaslokaal
das Klassenzimmer
het antwoord
die Antwort
de lijst
die Liste
het woordenboek
das Wörterbuch
de tekst
der text
de bladzijde, bladzijden
die Seite, Seiten
beginnen
beginnen
vragen
fragen
de cursus, de les
der Kurs
het papier
das Papier
de één
die Eins
de stift, stiften
der Stift, Stifte
de titel
der Titel
het voorbeeld
das Beispiel
de zin, zinnen
der Satz, Sätze
bijvoorbeeld
zum Beispiel
markeren
markieren
het boekje, het schrift
das Heft
de pauze
die Pause
het thema, thema's
das Thema, Themen
de taak, de opdracht, de opgave; taken, opdrachten, opgaven
die Aufgabe, Aufgaben
belangrijk
wichtig
het hoofdstuk
das Kapitel
de oefening, oefeningen
die Übung, Übungen
noteren
notieren
het huiswerk, de huistaken
die Hausaufgabe, Hausaufgaben
fout
falsh
zeggen
sagen
geven
geben
het zakje, zakjes
die Tüte, Tüten
openen
öffnen
zoet, schattig, lief
süß
roze
rosa
de kleur
die Farbe
de lievelingskleur
die Lieblingsfarbe
grappig, grappige
lustig, lustige
het verjaardagsgeschenk
das Geburtstagsgeschenk
weten
wissen
vergeten
vergessen
het geschenk
das Geschenk
het ontbijt
das Frühstück
de honing
der Honig
de muesli
das Müsli
de noot, noten
die Nuss, Nüsse
het brood
das brot
ontbijten
frühstücken
de suiker
der Zucker
de boter
die Butter
gisteren
gestern
de jam
die Marmelade
het sap
der Saft
de kaas
der Käse
zonder
ohne
het broodje
das Brötchen
gewoonlijk
normalerweise
de kop, koppen, kopjes
die Tasse, Tassen
de sinaasappel, sinaasappelen
die Orange, Orangen
gezond
gesund
de appel, appels
der Apfel, Äpfel
de margarine
die Margarine
de banaan
die Banane
de fles, flessen
die Flasche, Flaschen
het fruit
das Obst
eerst, pas
erst
ongezond
ungesund
de dansles
der Tanzkurs
de deur, deuren
die Tür, Türen
wees niet bang
Hab keine Angst
laten zien
zeigen
eigenlijk
eigentlich
leuker
lieber
verdrietig
traurig
het weekend
das Wohenende
behoren
gehören
zeldzaam, zelden
selten
beste
besten
bedanken
bedanken
de jongen, jongens
der Junge, Jungen
de hond, honden
der Hund, Hunde
bezoeken
besuchen
een kwart
die Viertel
de nacht, nachten
die Nacht, Nächte
praten
reden
goedenacht
Gute Nacht
half
halb
bij
bei
soms
manchmal
telefoneren
telefonieren
zoals
wie
de woonkamer
das Wohnzimmer
een date
das Date
de badkamer
das Badezimmer
elk, elke, iedere
jeden
over
über
verlaten
verlassen
wachten
warten
de papegaai
der Papagei
het land, landen
das Land, Länder
kopen
kaufen
de muziekwinkel
das Musikgeschäft
de bakkerij, bakkerijen
die Bäckerei, Bäckereien
het koekje, koekjes
der Keks, Kekse
de week, weken
die Woche, Wochen
de apotheek, apotheken
die Apotheke, Apotheken
de winkel
das Geschäft
de vijftien
die Fünfzehn
de veertien
die vierzehn
het winkelcentrum, winkelcentra
das Einkaufszentrum, Einkaufszentren
de zestien
die Sechzehn
de cent
der Cent
de winkelwagen
der Einkaufswagen
verkopen
verkaufen
de prijs, prijzen
der Preis, Preise
de achttien
die Achtzehn
de twintig
die Zwanzig
de zeventien
die Siebzehn
de woensdag
der Mittwoch
het pakje, de doos
der Packung
de keuken
die Küche
het stuk
das Stück
de taart
die Kuchen
een beetje
ein bisschen
volgende, dichtsbijzijnde
nächsten
makkelijke
leichte
helemaal
überhaupt
Spaans
Spanisch
zwaar, moeilijk
schwer
de beginner
der Anfänger
de moedertaal
die Muttersprache
de Française, Françaises
die Französin, Französinnen
Portugees
Portugiesisch
het dialect, dialecten
der Dialekt, Dialekte
overal
überall
de dialoog
der Dialog
het accent
der Akzent
de Fransen
die Franzosen
voorstellen
vorstellen
de Fransman
der Franzose
dus, zo
also
amper, nauwelijks
kaum
Franse
französische
de grammatica
die Grammatik
de Spanjaarden
die Spanier
zullen
wollen
halen
holen
de slaapkamer
das Schlafzimmer
de lente
der Frühling
Wenen
Wien
mei
der Mai
maart
der März
Oostenrijk
Österreich
vorige, laatste, afgelopen
letzten
de herfst
der Herbst
het noorden
der Norden
terug
zurück
betekenen
bedeuten
het zuiden
der Süden
Spanje
Spanien
de reis
die Reise
Mexico
Mexiko
de camera
die Kamera
Italië
Italien
wandelen
wandern
onderweg
unterwegs
het oosten
der Osten
de zee
das Meer
USA
die USA
diep
tief
Beieren
Bayern
Groot-Brittannië
Großbritannien
ten zuiden van, zuidelijk
südlich
ten noordwesten van
nordwestlich
ten westen van
westlich
Turkije
die Türkei
Zwitserland
die Schweiz
ten noorden van, noordelijk
nördlich
ten oosten van, oostelijk
östlich
Nederland
die Niederlanden
de wintervakantie
das Winterferien
het ziekenhuis
das Krankenhaus
buiten
draußen
zonnig
sonnig
het idee
die Idee
tot zo
bis gleich
de plant, planten
die Phlanze, Phlanzen
de bloem, bloemen
die Blume, Blumen
word wakker
wach auf
opstaan
aufstehen
de mensen
die Leute
uitnodigen
einladen
aankijken
ansehen
opbellen
anrufen
de dag, dagen
der Tag, Tage
ontmoeten, treffen
treffen
hoofdpijn
Kopfschmerzen
aardig
nett
wakker worden
aufwachen
bekijken
ansehen
wakker worden
aufwachen
de tas (handtas)
die Tasche
vrij
frei
september
September
de klok
die Uhr
de zaak, het ding; de zaken
die Sache, Sachen
ontbreken, missen
fehlen
bekijken, kijken
schauen
inpakken, grijpen
packen
de maand, maanden
der Monat, Monate
juni
Juni
het schoolbord, schoolborden
die Tafel, Tafeln
de schooltas, schooltassen
die Schultasche, Schultaschen
de rugzak
der Rucksack
de schaar
die Schere
sluiten
schließen
langzaam
langsam
niemand
Niemand
wiskunde
Mathematik
willen
wollen
geloven
glauben
sommige
manche
laat
spät
vroeg
früh
aan de beurt
dran
de groep
die Gruppe
het schoolplein
der Schulhof
de garage
die Werkstatt
wandelen , slenteren
spazieren
van streek zijn
verärgert sein
het venster
das Fenster
het balkon
der Balkon
onder ons
unter uns
het meubel, meubels
das Möbel, Möbel
het tapijt, tapijten
der Teppich, Teppiche
het gordijn, gordijnen
Gardinen
de muur, de wand
die Wand
het schilderij, het beeld, de afbeelding, schilderijen
das Bild, Bildern
achter
hinter
hangen
hängen
de gang
die Flur
links
links
rechts
rechts
liggen
liegen
Zweden
Schweden
het rek
das Regal
het deken
die Decke
de grond
der Boden