een dunne laag aaneengesloten cellen
beschermt het blad tegen waterverlies en ziekteverwekkers
koolstofdioxide en water
koolstofdioxide, water, zonlicht, goede temperatuur
duwt terug
de druk van de celwand neemt af. de opperhuid en het weefsel met bladgroenkorrels verliezen hun stevigheid
ze kunnen openen en sluiten. de plant verliest door de huidmondjes voortdurent water
vaten: lange dunne buisjes die van de wortels tot in de bladeren lopen
vervoeren water en mineralen van de wortels via de stengels naar de (bloem)bladeren en knoppen
vervoeren water en energierijke stoffen, vooral suiker, van de bladeren naar alle delen van de plant
DNA sterk opgevouwen rond eiwitten
stuk DNA met de informatie voor 1 eigenschap (oog, haarkleur)
variatie op een gen (rood haar vs zwart haar)
informatie in je DNA voor alle erfelijke eigenschappen
hoe je eruit komt te zien (leefstyle en omgeving)
twee dezelfde genen
2 verschillende genen
wint van een recessief gen
dominant - dominant-recessief en recessief
klonen en stekken: zelfde DNA als ouder plant (aardappel)
2 geslachtscellen versmelten: ontstaan variaties in genotypes (de mens)
gebeurt dagliojks zonder gevolgen, plotselinge verandering in DNA, kan leiden tot kanker als het te snel gaat
begind bij 1 cel, die cel gaat ongeremt delen en trekt voedingsstoffen naar zich toe, het vormt gezwel en kan uitzaaien (behandelen met chemotherapie of bestralen)
2 individuelen kunnen vruchtbare nakomelingen krijgen
organismen binnen een soort met verschillende kenmerken (vaak kunstmatig door fokken of kweken)
de ene past beter bij de omgeving dan de ander
de betere krijgt meer nakomelingen die ook beter passen bij de omgeving
afdrukken of versteningen
2
alles wat een mens of dier doet
lijst met alle mogelijke handelingen dat zo objectief mogelijk moet
prikkel= waarneming, verkerking in de hersenen en een respons is een reactie op een prikkel
inwendige reden om gedrag uit te voeren (inwendige reden zijn NIET genoeg)
1 prikkel veroorzaakt altijd dezelfde reactie
extra sterke sleutelprikkel
word instinct genoemt en is erfelijk
vaak door soortgenoten te bekijken en komt veel voor bij mensen
korte geevoelige periode en het leren herkennen van ouders en soortgenoten
toevallige ontdekking, dingen uitproberen, als iets werkt doe je het vaker
aanleren door middel van een beloning of straf (clicker training)
prikkels worden genegeerd, ze zijn niet meer relevant
gedrag tussen soortgenoten, prikkels gericht aan andere indivuen, nadenken bij behuizing over dieren, (broedzorg, paring, territorium) houding, geluid, geur of gebaar
versiering partner, vooral mannetjes richting vrouwtjes, signalen zijn handeling in gedragsketen.
dezelfde handelingen achter elkaar
gebied verdedegen tegen soortgenoten, hioerdoor is er geen concurrentie om voedsel/partners
verzorgen van nakomelingen, uitbroeden eieren, jongeren warm houden, eten verzorgen
plaats van een dier in een groep, de dominante dieren staan bovenaan, het voorkomt conflcten, rangen kunnen soms veranderen
ingewikkelde samenleving, leven in staten: meerdere individuen hebben een duidelijke rol, mannetjes: verlaten nest naar een andere plek om een koninging te bevruchten
gezichtsuitdrukking, huilen, geluiden maken
communicatie taal, gebaren, manier van eten
ideeen van wat mensen belangrijk vinden
gedragsregels, komen voort uit waarden
verschillende rollen in de samenleving, gedrag dat bij een rol hoort
nemen co2 op uit de lucht, zorgen voor het verlies van water
ze gaan dicht
water en mineralen uit de wortel naar de bladeren
water, suikers en energierijke stoffen vanuit de bladeren (fotosynthese) naar de wortels
bomen en struiken die veel vezels en houtstoffen bevatten, zer hebben een dikke stengel die stevig blijft zelfs bij uitdroging
groene kleine planten, bevatten weinig houtstof en ze hebben vaak ook kleinere stengels, de plant hangt slap bij te weinig water
stevigheid
het water gaat omhoog: tegen zwaartekracht in, de wortels persen het water naar boven
de bladeren zuigen water op en het zorgt voor verplaatsing
glucose, eiwitten, vitaminen, zetmeel, suiker, cellulose, stoffen die je met glucose kunt maken
koolstofdioxide, water en mineralen
voortplanten met partner, vindt meiose plaats, geslachtscellen komen bij elkaar, vocht door middel van bloemen
zonder partner, vindt alleen mitose plaats, geen geslachtscellen, door stekken, knollen, bollen of worteluitlopers
via de wind (windbloemen) of via insecten (insectenbloemen)
bestuiven van dezelfde bloem of plant
bestuiven van een andere plant
stuifmeelkorrel, stempel, stijl, vruchtbeginsel, zaadbeginsel, eicel
bloembladen sterven af, bevruchte eicel vormt een kiem, zaadbeginsel vormt een zaad, vruchtbeginsel vormt een vrucht
wind, water, dieren, mens en zelf verspreiding
beschermt
een nieuwe plant
reservevoedsel
worteltje vormen, komt boven de grond, ontwikkeld de bladeren, celstrekking->groeipunten: eindes van de plant
de plant blijft bestaan
bovengrondse blaadjes en wortel overleven