het strand
de zee
het probleem
de boodschap
waarom
kijk (naar)
helpen
we zijn gek op
erg
te,te veel
vandaag
morgen
misschien
oké
bijna
veel
iets
mooi
super
vreemd
Frankrijk
de stad
het huis
de vader
de moeder
de grootouders
de foto
gaan
bezoeken
gevaarlijk
sportief
ze heeft een hekel aan
de sport
we doen
zien
we eten
de kaas
de pannenkoek
ander(e)
ik (losstaand)