1. Door de nuclear pores; dit zijn de poriën in het kernmembraan
2. Mitochondriale import
3. Endoplasmatisch reticulum
1. Transmembraan eiwitten
2. Eiwtitten die in het lumen van het ER blijven
3. Multiple pass transmembraan eiwitten, maakt meerdere loops door het membraan
Eiwitmoleculen worden getransporteerd van het ER, door het Golgi-apparaat naar het plasmamembraan of naar lysosomen
ADH en oxytocine
Het toedienen van insuline?
(insulinepen, insulinepomp, vingerprik, glucosesensoren)
1. autonoom (trillen, transprireren en hartkloppingen)
2. neuroglycopenie (concentratiestoornis, verwardheid, coma)
3. algehele malaise ( ongemak, vermoeidheid, niet lekker voelen)
schade aan bloedvaten
- ogen
- nieren: nierfalen/dialyse
- voeten: minder gevoel
- hart: 2-6x verhoogde kans op coronaire hartziekten
- hersenen: 2-6x verhoogde kanse op een beroerte
Het versuikerde deel van hemoglobine, het zegt iets over de hoogte van de hyperglycemie van de afgelopen 6-8 weken. Het wordt uitgedrukt in percentages.
Er komt geen glucose in de hersenen
- HbA1C 7,0 %
- 4,4 - 7,2 mmol/l
- Onder de 10 mmol/l
- duur van de diabetes
- leeftijd
- leeftijdsverwachting
- comorbide factoren
- CVD
- Hypoglycemie onwetendheid
- Individuele patiënt overwegingen
1. Kortwerkende insulines ( effect na 15 min, werken 2-3 uur)
2. Middel langwerkende insulines ( effect na 30-90 min hebben 11-24 uur effect)
3. Langwerkende insulines ( effect na 30-90 min en hebben een werking van maximaal 24 uur)
Bij een bloedglucose waarde onder 3,9 mmol/l
- Palpitaties (hartkloppingen)
- Hongergevoel
- Transpireren
- Tremor
- Gedragsveranderingen (<3,1 mmol/l)
- Verwardheid
- Insulten (1,7 mmol/l)
- Coma (<1,7 mmol/l)
- Dood
Het fenomeen waarbij je geen autonome symptonen hebt en je alarmsymptonen verdwijnen. Verminderde adrenaline respons, meteen neuroglycopene symptonen
- Thyreostaticum
- Radioactief jodium
- Thyreoidectomie
- Hypoglycemie = > 11,1 mmol/l
- Hyperglycemie = < 3,9 mmol/l
- HbA1c = > 6,5%
Aminozuren worden opgenomen in de lever en omgezet naar glucose
Afbraak van glycogeen naar glucose in de lever
Glucose --> pyruvaat --> acetyl-coA --> citroenzuurcyclus --> acetyl-coA bindt aan oxaloacetaat
- Omzetting van vrije vetzuren in acetyl-coA
- Er ontstaat acetoazijnzuur --> wordt omgezet in bèta-hydroxyboterzuur en aceton --> vormt ketonlichamen
- Bij hoge concentratie ketonlichamen is er sprake van acidose (de pH daalt)
- Versnelde ademhaling is de buffer voor acidose
In de bèta-cellen van de pancreas in de eilandjes van langerhans
Wordt gemaakt in de delta-cellen, de hypothalamus en de gastro-intestinale tractus--> remt de afgifte van het groeihormoon, glucagon, insuline, thyreotroop hormoon, hormonen in de maag- en darmwand
- Verhoogd bloedglucosespiegel
- Aminozuren
- Vrije vetzuren
- Glucose-afhankelijke insulinotropic peptide (GIP en GLP-1)
- Cortisol
- Glucagon
- Groeihormoon
- (parasympathische stimulatie)
Glucose gaat de cel in. Wordt omgezet in glucose-6-fosfaat. Wordt omgezet in ATP. Kaliumkanalen gaan dicht (depolarisatie). Calciumkanalen gaan open en calcium stroomt de cel in. Calcium bindt aan insuline en insuline gaat via exocytose de cel uit. (drijvende kracht is concentratiegradient)
- Verhoogt de glycogenolyse
- Stimuleerd de gluconeogenese
- Activeert de lipolyse en de afgifte van vrije vetzuren
- Inhibeert de opslag van triglyceriden in de lever
Hoge glucoseconcentratie --> hoge osmotische waarde --> polyurie (veel plassen) --> uitdroging --> behoefte om veel te drinken
Je plast veel --> plast veel calorieën uit --> je breekt al je eiwitten af doordat eiwitafbraak niet wordt geremd door insuline, vetverbranding wordt aangezet --> je valt af