economie toets
marktsector
een bedrijf die naar winst streeft of geld wil terug maken
zwart werk
uitbetaald worden zonder dat er belasting overheen gaat
grijswerk
werk waarvoor je niet betaald krijgt zoals vrijwillegers werk
afzet
aantal verkochte producten in een periode
belasting toegevoegde waarde
belasting die wordt betaald bij aankoop
consumentenprijs
prijs die consumenten voor een product betalen
omzet
de verkoop opbrengst in een periode
inkoopwaarde van verkopen
het bedrag dat een bedrijf heet betaald voor de producten
brutowinst
verschil tussen omzet en inkoopwaarde
bedrijfskoste
alles wat een bedrijf kwijt is aan producten
vaste koste
de koste die onafhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte
afschrijvingskoste
de waardevermindering van duurzame goederen
kostprijs
de inkoopprijs en bedrijfskoste per product
nettowinst
het bedrag wat overblijft nadat de bedrijfskoste van de brutowinst is ingetrokken
brutowinstopslag
het verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs
MVO
maatschappelijke verantwoord ondernemen
homogeen product
er is geen verschil in een product
heterogeen product
er is wel een verschil tussen de producten
monopolistische concurrentie
veel aanbieders voor een homogeen product
volkomen concurrentie
veel aanbieders voor een heterogeen product
oligopolie
een marktvorm met weinig aanbieders voor een product
kartel
een onderneming die afspraken hebben om de concurrentie te verminderen
werkgelegenheid (= vraag naar arbeid)
alle bezette en onbezette werkplaatsen bij elkaar
vacatures
onbezette arbeidplaatsen
arbeidsjaar
de tijd die iemand met een voltijdbaan gedurende een jaar werkt
arbeidsmarkt
het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid bij elkaar
regionale werkeloosheid
dat er in een bepaalde regio werkeloosheid is
seizoenswerkeloosheid
in een bepaalde tijd van het jaar werkeloosheid speelt
structuele werkeloosheid
hardnekkige werkeloosheid die onstaat door verdwijn van productie
frictie werkeloosheid
dit onstaat door het tijd kost om werk te zoeke na een schoolperiode of een vorige baan