Ovido
Language
  • English
  • Spanish
  • French
  • Portuguese
  • German
  • Italian
  • Dutch
  • Swedish
Text
  • Uppercase

User

  • Log in
  • Create account
  • Upgrade to Premium
Ovido
  • Home
  • Log in
  • Create account

Onderzoeken

Evidence based practice

een benadering van klinische besluitvorming waarbij de fysiotherapeut het beste beschikbare bewijs gebruikt, in overleg met de patiënt, om te beslissen welke optie het beste bij de patiënt past

Pico/peco

Is een methode om de vraag duidelijk en concreet te formuleren

Baselinevariabelen

Kenmerken van de onderzoekspopulatie

Onafhankelijke variabele

De oorzaaksvariabele en determinant

Level of evidence

Hoe groot is de bewijskracht dat er een causale relatie is tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele

Afhankelijke variabele

Gevolgvariabelez uitkomstvariabele, uitkomstmaat

Experimenteel onderzoek

De onderzoeker verandert bewust iets in de onderzoeksgroep

Randomisatie

De toewijzing van de proefpersonen aan 1 van beide groepen op basis van toeval

Double blind randomized controlled trials

Het is zowel voor de onderzoeker als voor de proefpersoon onbekend in welke groep de proefpersoon zich bevindt

Quasi experiment

Je gaat uit van bestaande groepen

Pre-experimenteel onderzoek

Doordat er geen controlegroep bestaat, is nooit met zekerheid te zeggen of een eventuele verandering toe te schrijven is aan de interventie of dat deze spontaan ook was opgetreden

Observationeel onderzoek

De onderzoeker observeert en meet, maar legt geen gedragsregels op

Cohort onderzoek

Vaststaande groep mensen worden voor een bepaalde periode gevolgt

Prospectief onderzoek

Je volgt de proefpersonen in de tijd

Retrospectief onderzoek

Alle relevante gebeurtenissen hebben plaatsgevonden in het verleden

Loss-to-follow-up

De uitval van proefpersonen tijdens het onderzoek

Patiënten-controle onderzoek

Is een retrospectief onderzoek waarbij de onderzoeksgroepen worden opgesteld op basis van de uitkomst

Dwarsdoorsnede onderzoek

De onafhankelijke en de afhankelijke variabele worden op hetzelfde moment gemeten (vragenlijsten, metingen)

Patiëntenseries

Een aantal variabelen van een groep patiënten met een bepaalde aandoening of ziekte worden gemeten en beschreven. Er is echter geen sprake van een controlegroep. Met dit onderzoek wordt een probleem of aandoening in kaart gebracht of gesignaleerd waar nog niet zoveel over bekend is

Ecologisch onderzoek

Je bestudeert geen individuele proefpersonen, maar je vergelijkt groepen mensen met elkaar

Steekproef

Het is meestal praktisch onmogelijk om het onderzoek bij de gehele doelpopulatie uit te voeren en daarom trek je een steekproef

A-select

Iedereen in de doelgroep heeft een evengrote kans om te worden geselecteerd

A-selecte steekproef

Hoe groter de steekproef, hoe meer deze gaat lijken op de doelpopulatie

Variabelen

Een waarde dat kan variëren van persoon tot persoon

Afhankelijke variabele

Deze variabele is afhankelijk van anderen (gevoeligheid voor depressie is afhankelijk van lichaamsbeweging)

Onafhankelijke variabele

Deze variabele is niet afhankelijk van anderen

Confounders

De variabelen die samenhangen met de afhankelijke variabele en de onafhankelijke variabele, zonder dat ze het verband tussen die 2 beïnvloeden (leeftijd beïnvloed niet de relstie tussen de hoeveelheid lichaamsbeweging en gevoeligheid voor depressies)

Effectmodificatoren

Beïnvloed het verband dat ie onderzoekt. Er treedt interactie op tussen de onafhankelijke variabele en de effectmodificator (als de relatie tussen de hoeveelheid lichaamsbeweging en de gevoeligheid voor depressie anders is voor jongens en meisjes is sekse een effectmodificator?

Conceptueel model

De manier waarop de variabelen volgens de theorie met elkaar in verband staan

Incidentie

Het aantal nieuwe gevallen van een bepaalde ziekte in een omschreven populatie tijdens een omschreven periode

Prevalentie

Het voorkomen van het aantal gevallen van een bepaalde ziekte op een bepaald moment in een bepaalde populatie

Klinimetrie

Meten van kenmerken van onderzoekseenheden (patiënten) die variabel zijn

Onderzoeksvariabelen

De gemeten kenmerken van de onderzoekseenheden

Uitkomstvariabele

Verwachte veranderingvan de waarde van een onderzoeksvariabele als gevolg van een afhankelijke variabele

Meetinstrument

Het instrument dat je gebruikt om de kenmerken te meten (operationaliseren)

Validiteit

Meet je wat je wilt meten

Criteriumvaliditeit

De juistheid van een positieve of negatieve uitslag op een test met als criterium de gouden standaard

Prevalentie

Hoe vaak komt een bepaalde ziekte voor in de onderzochte populatie (ac:abcd)

Nauwkeurigheid

Het percentage van het juiste aantal zieken (ad:abcd)

Sensitiviteit

Het aantal terecht positieve testuitslagen (a:ac)

Specificiteit

Het aantal terecht negatieve testuitslagen (d:bd)

Positief voorspellende waarde

Welk deel van de mensen met een positieve testuitslag daadwerkelijk de ziekte heeft of krijgt (a:ab)

Negatief voorspellende waarde

Welk deel van de mensen met een negatieve testuitslag daadwerkelijk niet met de ziekte of aandoening te maken krijgt (d:cd)

Achterafkans

Hiermee geef je dus achteraf aan wat de kans op een bepaalde ziekte is

A priori-kans

Voorafgaand aan de test is vaak ook al een idee aanwezig over de kans op de betreffende ziekte of aandoening

Nominaal meetniveau

Woorden of getallen die je koppelt aan een mogelijkheid (sekse, oogkleur)

Dichotome variabele

Een nominale variabele die slechts 2 waarden aan kan nemen

Ordinaal meetniveau

Ze geven een rangorde aan ten opzichte van elkaar

Intervalmeetniveau

Deze geven een rangorde en ook de verschillen of afstand ten opzichte van elkaar aan

Ratiomeetniveau

De waarden geven de rangorde en verschillen ten opzichte van elkaar aan en is een 2maal zo grote waarde ook echt het dubbele

Betrouwbaarheid

Hoe precies (reproduceerbaar) de meting is

Intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid

De test wordt door 1 onderzoeker bij dezelfde personen herhaald

Inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid

Dezelfde test of meting wordt door 2 of meer onderzoekers bij dezelfde personen uitgevoerd

Homogeniteit

Of de afzonderlijke items inderdaad ongeveer hetzelfde meten, zoals de bedoeling is

Cohens Kappa

Een voor kans gecorrigeerde maat van overeenkomst tussen beoordelingen

Kappa

Een maar die gebruikt wordt om de mate van overeenkomst tussen 2 metingen met een dichotome uitkomstmaat weer te geven (man/vrouw, roken/niet-roken) observant agreement-expected agreement: 1- expected agreement

Correlatie coëfficiënt

Is een maat die de samenhang tussen 2 variabelen met een ordinaal of continue meetniveau weergeeft

Asymmetrisch verband

De ene variabele is de oorzaak, de andere het vervolg. De ene is afhankelijk van de andere

Symmetrisch verband

Beide vaeianelen zijn gelijkwaardig, geen oorzaak-gevolgrelatie

Pearson correlatiecoëfficiënt

Geeft de samenhang weer tussen 2 metingen/variabelen met een continue meetniveau en een normale verdeling. Als je Pearson wilt gebruiken, moeten beide varianelen continue van aard zijn. Pearsons correlatiecoëfficiënt kan bv. gebruikt worden bij een onderzoek naar de samenhang tussen leeftijd en scores op een cognitieve test

Spearman

Geeft de samenhang weer tussen de 2 metingen/variabelen met een continue meetniveau en een niet normale verdeling of bij een ordinaal meetniveau. De Spearman rangcorrelatiecoëfficiënt berekend data op rangnummers en het wordt gebruikt als de variabelen niet altijd continue van aard zijn

Intraclass correlatie coëfficiënt

Geeft de overeenkomst weer tussen 2 metingen/variabelen met een continue meetniveau, maar corrigeert voor een systematisch verschil tussen de metingen. Numerieke maat voor intrabeoordelaars en interbeoordelaars betrouwbaarheid die een indicatie geeft voor de sterkte en de richting van een relatie tussen 2 variabelen

Outliers

Punten die van de totale groep afwijken

Vorm

Er is een lineair verband als je door de punten een lijn kunt trekken

Dichtheid punten

Hoe dichter de punten bij elkaar liggen, hoe sterker het verband is

Centrale tendenatie

De manier waarop scores verdeeld zijn (dus samen een geheel vormen)

Modus

Geeft de piek in de verdeling aan. Het is de waarde die het meest voorkomt. Als die waarden ver uit elkaar liggen en dus goed van elkaar te zijn onderscheiden, heet deze verdeling bimodaal. De modus kun je gebruiken voor variabelen met een nominaal of hoger meetniveau

Mediaan

Is de middelste score van alle waarden. Mediaan is alleen te bepalen bij variabelen van ordinaal meetniveau of hoger

Gemiddelde

De som van alle waarden, gedeeld door het totale aantal proefpersonen. Kan alleen worden berekend bij variabelen van interbal of ratiomeetniveau

Range

Het verschil tussen de hoogste en de laagste waarde

Variantie

De gemiddelde afwijking van alke individuele waarden tot het gemiddelde

Standaardeviatie

De wortel uit de variantie. Is een maat voor de spreiding van een variabele of van een verdeling of populatie

Empirische regel

95% van de scores valt binnen 2 standaardafwijkingen van het populatiegemiddelde

P-waarde

Populatiegemiddelde is niet bekend en je wilt hiervan een schatting maken

Nulhypothese

Beschrijft wat je zou verwachten als er niets aan de hand is

Alternatieve hypothese

Geeft aan welk verschil je verwacht

Overschrijdingskans

De kans op het gevonden resultaat als er in werkelijkheid geen verschil is

Ongepaarde T-toets

2 groepen zijn onafhankelijk van elkaar. Je vergelijkt het gemiddelde van de ene groep (interventie) met een andere groep (controle)

Gepaarde T-toets

Scores van paren die aan elkaar gerelateerd zijn worden met elkaar vergeleken. Je vergelijkt het gemiddelde verschil tussen 2 metingen bij 1 groep

Chikwadraattoets

Toetst hoe groot de kans is dat je in de steekproef een verschil in percentage vindt, terwijl er in werkelijkheid geen verschil is

Beschrijvend onderzoek

De eigenschappen van het onderwerp worden in kaart gebracht

Explorerend onderzoek

Gaat op zoek naar verbanden en verklaringen

Toetsend onderzoek

Je toetst een theorie of verwachting of je onderzoekt het effect van een bepaalde interventie of maatregel

Definiërend onderzoek

Je geeft de bepalende kenmerken van een onderwerp aan

Vergelijkend onderzoek

Je onderzoekt de verschillen tussen 2 of meerdere groepen, situaties of instrumenten

Voorspellend onderzoek

Je bekijkt de gevolgen van het onderwerp

Evaluerend onderzoek

Je evalueert het effect van een bepaalde interventie of maatregel

Voorschrijvend onderzoek

Je stelt richtlijnen of maatregelen op

Dwarsdoorsnede onderzoek

Er is sprake van maar 1 meetmoment

Longitudinaal onderzoek

De periode van dataverzameling bevat meerdere meetmomenten

Kwalitiatief onderzoek

Gaat om de gegevens over de beleving, ervaringen of verwachtingen van de proefpersonen

Kwantitatief onderzoek

De uitkomsten zijn in cijfers uit te drukken (bloeddruk, spierkracht, lichaamsgewicht)

Bias

Factoren/variabelen die de werkelijke relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijkevariabele verstoren (systematische fouten)

Selectiebias

Fouten bij het samenstellen van 2 behandelgroepen (de groepen dje je wilt vergelijken)

Informatiebias

De gegevensverzameling wordt bewusr/onbewust beïnvloed doordat de onderzoeker/beoordelaar/proefpersoon zelf weet tot welke groep de proefpersoon behoort

Observerbias

Kan optreden als de onderzoeker weet welke personen tot welke groep behoren en hier het meten van de uitkomst op aanpast

Recall-bias

Kan optreden als er een beroep op de herinnering van de proefpersonen wordt gedaan

Response-bias

Personen in de interventiegroep zijn meer gemotiveerd om mee te werken aan gegevens verzameling dan de controlegroep

Cofounding

Verwarren van 2 effecten

Rijping

Het spontaan herstel van een aandoening dat ook was opgetreden zonder de interventie

Quiz
Dutch
French language
French
anglais
konsult/konsultstöd
medicine in medieval England and the black plague
Optikteknik
Capitales
German Clothing
Figure de Style
Social Studies
community
CompTIA A+ 1101/1102 Acronyms S-X
Te Reo Maori Vocab
Soins et méthode
CompTIA A+ 1101/1102 Acronyms M-R
Nervous System
Summer Blockbusters
intro pratique esf
italian end of year speaking test
projekthantering
Psychology Module 2
English: Language Features
music theory midterm
history 3 the rise of hitler
history 3 the causes of ww2
chapter 8 radio
Oscars and US Box Office
Shane
Amalgam - c -
Engelska Nato ord
states of matter
duits
Biological Psychology - Basics
Nato mission task verbs
dates antiquites
duits
poetry
Bone Muscles
Économie
C2.1 Purity and separating mixtures
atomes
Acronyms
D-T
Drama Lines
Anatomy and Physiology Test 3
Dutch vocabulary
Criminal Offenses Terms
♡ #
Vocab