Producten die van elke aanbieder hetzelfde zijn in de ogen van de consument.
Producten die van elke aanbieder verschillend zijn in de ogen van de consument.
Belemmeringen die een ondernemer ondervindt om tot een markt toe te kunnen treden.
Bepaalde kenmerken waaraan een markt voldoet, zoals het soort product en het aantal vragers en aanbieders.
Een perfect werkende markt met veel vragers en aanbieders, homogeen product, vrije toe- en uittreding en die volledig transparant is.
Een producent die alleen zijn aangeboden hoeveelheid kan aanpassen. De marktprijs is voor de producent een vast gegeven.
Een producent bepaalt de combinatie van prijs en verkochte hoeveelheid waarbij de winst maximaal is.
Marktvorm met 1 aanbieder.
Een aanbieder die voldoende marktmacht heef tom zijn eigen verkoopprijs te bepalen.
De bedrijfstak waarbij een bedrijf hetzelfde product tegen verschillende prijzen aan verschillende klanten verkoopt.
Een aanbieder die zich een deel van het consumentensurplus toe-eigent door op gescheiden deelmarkten verschillende prijzen voor hetzelfde product te vragen.
Voor een natuurlijk monopolie zijn veel investeringen nodig. We praten hier over productie op grote schaal.
Een monopolie dat in de handen is van de staat (voor bijvoorbeeld geld en paspoorten).
Bij een technisch monopolie heeft de aanbieder het alleenrecht door een octrooi/patent.
Een feitelijk monopolie ontstaat door economische macht (denk aan fusie en overname).
Marktvorm met enekele aanbieders.
Concurrentie op basis van prijs (prijzenoorlog).
Concurrentie op basis van andere producteigenschappen dan de prijs, bijvoorbeeld kwaliteit en service
- de kwaliteit en kenmerken van hun product.
- marketinginspanningen (merkentrouw, bijvoorbeeld spaaracties).
- dienstverlening (garantie en service).
Ondernemers (oligopolisten) veranderen de verkoopprijzen van de producten niet bij wijzigingen in de productiekosten.
Productenten onderscheiden zich van elkaar met producten die door kwaliteit en kenmerken van producten, marketing en dienstverlening verschillen.
Bedrijven maken afspraken over prijsvorming, verdelen van de markt en dergelijke. Kartels zijn wettelijk verboden.
Marktvorm met veel vragers en aanbieders, maar iedere aanbieder bied een product aan dat een beetje afwijkt van de producten van concurrenten.
Door bijvoorbeeld een verandering van voorkeur van consumenten, inkomens van consumenten en aantal consumenten verandert het verloop van de vraaglijn.
het aantal aanbieders.
Een bedrijf koopt een ander bedrijf en het gekochte bedrijf valt onder controle van de koper.
Twee voorheen zelfstandige bedrijven worden op basis van gelijkheid samengevoegd.
Dat is bij monopolistische concurrentie en bij een monopolie.
Situatie waarin de markt niet perfect werkt.
Gevolgen van productie en gebruik van goederen en diensten die niet in de prijs worden doorberekend.
Goederen of diensten die de overheid produceert omdat het niet mogelijk is om burgers een bedrag in rekening te brengen voor het gebruik van deze goederen of diensten.
De overheid garandeert aanbieders een bepaalde prijs.
Het aanbod is groter dan de vraag.
Een prijs die door de overheid is vastgesteld en die lager is dan de marktprijs.
Het aanbod is kleiner dan de vraag.
Instellingen die toezicht houden op bijvoorbeeld het mededingingsbeleid.
Een vorm van belasting om het gebruik van bepaalde consumptiegoederen af te remmen (vast bedrag).
Een financiële bijdrage van de overheid aan consumenten of bedrijven met als doel het gebruik van een goed of dienst te stimuleren.
Een exclusief recht op de uitvinding van een product of een proces. Een octrooi is hetzelfde als een patent.
Alle mensen tussen 15 en 75 jaar die betaald werk hebben of betaald werk zoeken.
Alle mensen tussen de 15 en 75 jaar die betaald werk verrichten.
Alle mensen tussen de 15 en 75 jaar.
De mate waarin mensen deelnemen aan de arbeidsmarkt.
Beroepsbevolking/beroepsgeschikte bevolking x 100%
Werkzame beroepsbevolking/beroepsgeschikte bevolking x 100%
Alle bezette banen en vacatures samen.
De werkgelegenheid in aantallen personen.
De werkgelegenheid uitgedrukt in arbeidsjaren, waarbij een arbeidsjaar een fulltime baan is op jaarbasis.
Geregistreerde werkloosheid omvat de groep mensen tussen de 15 en 75 jaar die als werkzoekende staan ingeschreven en minimaal 1 uur per week willen werken.
Werkloosheid die het gevolg is van het achterblijven van de totale bestedingen waardoor de vraag naar arbeid daalt.
Er zijn onvoldoende arbeidsplaatsen, bijvoorbeeld door een toename van de beroepsbevolking of door het vervangen van mensen door machines en computers.
Werkloosheid die ontstaat omdat het vaak een tijd duurt voordat een baan gevonden is. Ook kan het tijd kosten om van baan naar baan te gaan.
Werkloosheid die ontstaat doordat er in het ene seizoen meer werk is dan in het andere.
Het verschijnsel in de economie dat overschotten en tekorten elkaar afwisselen, doordat het aanbod niet onmiddelijk kan reageren op de verandering van de vraag.
Het loon dat een werkgever, volgens de wet, minimaal moet uitbetalen.
Voorwaarden die betrekking hebben op de financiële beloningen zoals loon, vakantiegeld en overwerktoeslagen.
Voorwaarden die betrekking hebben op andere beloningen dan in geld zoals opleidingsmogelijkheden, kinderopvang en verlofregelingen.
Overeenkomst voor arbeidsvoorwaarden tussen een individuele werknemer en een werkgever.
Overeenkomst over arbeidsvoorwaarden tussen werknemersorganisaties en een of meerdere werkgevers of werkgeversorganisaties.