Ovido
Idioma
  • Inglés
  • Español
  • Francés
  • Portuguesa
  • Alemán
  • Italiana
  • Holandés
  • Sueco
Texto
  • Mayúsculas

Usuario

  • Iniciar sesión
  • Crear cuenta
  • Actualizar a Premium
Ovido
  • Inicio
  • Iniciar sesión
  • Crear cuenta

Economie katern 3

Homogene producten

Producten die van elke aanbieder hetzelfde zijn in de ogen van de consument.

Heterogene producten

Producten die van elke aanbieder verschillend zijn in de ogen van de consument.

Toetredingsdrempels

Belemmeringen die een ondernemer ondervindt om tot een markt toe te kunnen treden.

Marktvormen

Bepaalde kenmerken waaraan een markt voldoet, zoals het soort product en het aantal vragers en aanbieders.

Volkomen concurrentie

Een perfect werkende markt met veel vragers en aanbieders, homogeen product, vrije toe- en uittreding en die volledig transparant is.

Hoeveelheidsaanpasser

Een producent die alleen zijn aangeboden hoeveelheid kan aanpassen. De marktprijs is voor de producent een vast gegeven.

Winstmaximalisatie

Een producent bepaalt de combinatie van prijs en verkochte hoeveelheid waarbij de winst maximaal is.

Monopolie

Marktvorm met 1 aanbieder.

Prijszetter

Een aanbieder die voldoende marktmacht heef tom zijn eigen verkoopprijs te bepalen.

Prijsdiscriminatie

De bedrijfstak waarbij een bedrijf hetzelfde product tegen verschillende prijzen aan verschillende klanten verkoopt.

Consumentensurplus afromen

Een aanbieder die zich een deel van het consumentensurplus toe-eigent door op gescheiden deelmarkten verschillende prijzen voor hetzelfde product te vragen.

Natuurlijk monopolie

Voor een natuurlijk monopolie zijn veel investeringen nodig. We praten hier over productie op grote schaal.

Staatsmonopolie

Een monopolie dat in de handen is van de staat (voor bijvoorbeeld geld en paspoorten).

Technisch monopolie

Bij een technisch monopolie heeft de aanbieder het alleenrecht door een octrooi/patent.

Feitelijk monopolie

Een feitelijk monopolie ontstaat door economische macht (denk aan fusie en overname).

Oligopolie

Marktvorm met enekele aanbieders.

Prijsconcurrentie

Concurrentie op basis van prijs (prijzenoorlog).

Niet-prijsconcurrentie

Concurrentie op basis van andere producteigenschappen dan de prijs, bijvoorbeeld kwaliteit en service

- de kwaliteit en kenmerken van hun product.

- marketinginspanningen (merkentrouw, bijvoorbeeld spaaracties).

- dienstverlening (garantie en service).

Prijsstarheid

Ondernemers (oligopolisten) veranderen de verkoopprijzen van de producten niet bij wijzigingen in de productiekosten.

Productdifferentiatie

Productenten onderscheiden zich van elkaar met producten die door kwaliteit en kenmerken van producten, marketing en dienstverlening verschillen.

Kartel

Bedrijven maken afspraken over prijsvorming, verdelen van de markt en dergelijke. Kartels zijn wettelijk verboden.

Monopolistische concurrentie

Marktvorm met veel vragers en aanbieders, maar iedere aanbieder bied een product aan dat een beetje afwijkt van de producten van concurrenten.

Verschuiving van de vraaglijn

Door bijvoorbeeld een verandering van voorkeur van consumenten, inkomens van consumenten en aantal consumenten verandert het verloop van de vraaglijn.

Overname/fusie zorgt voor afname van...

het aantal aanbieders.

Overname

Een bedrijf koopt een ander bedrijf en het gekochte bedrijf valt onder controle van de koper.

Fusie

Twee voorheen zelfstandige bedrijven worden op basis van gelijkheid samengevoegd.

Bij welke marktvormen zijn de berekeningen hetzelfde voor de maximale omzet, maximale winst en BEP?

Dat is bij monopolistische concurrentie en bij een monopolie.

Marktfalen

Situatie waarin de markt niet perfect werkt.

Externe effecten

Gevolgen van productie en gebruik van goederen en diensten die niet in de prijs worden doorberekend.

Collectieve goederen

Goederen of diensten die de overheid produceert omdat het niet mogelijk is om burgers een bedrag in rekening te brengen voor het gebruik van deze goederen of diensten.

Minimumprijs

De overheid garandeert aanbieders een bepaalde prijs.

Aanbodoverschot/vraagtekort

Het aanbod is groter dan de vraag.

Maximumprijs

Een prijs die door de overheid is vastgesteld en die lager is dan de marktprijs.

Aanbodtekort/vraagoverschot

Het aanbod is kleiner dan de vraag.

Toezichthouders

Instellingen die toezicht houden op bijvoorbeeld het mededingingsbeleid.

Accijns

Een vorm van belasting om het gebruik van bepaalde consumptiegoederen af te remmen (vast bedrag).

Subsidies

Een financiële bijdrage van de overheid aan consumenten of bedrijven met als doel het gebruik van een goed of dienst te stimuleren.

Octrooi/patent

Een exclusief recht op de uitvinding van een product of een proces. Een octrooi is hetzelfde als een patent.

Beroepsbevolking

Alle mensen tussen 15 en 75 jaar die betaald werk hebben of betaald werk zoeken.

Werkzame beroepsbevolking

Alle mensen tussen de 15 en 75 jaar die betaald werk verrichten.

Beroepsgeschikte bevolking

Alle mensen tussen de 15 en 75 jaar.

Participatiegraad

De mate waarin mensen deelnemen aan de arbeidsmarkt.

Bruto participatiegraad

Beroepsbevolking/beroepsgeschikte bevolking x 100%

Netto participatiegraad

Werkzame beroepsbevolking/beroepsgeschikte bevolking x 100%

Werkgelegenheid

Alle bezette banen en vacatures samen.

Wergelegenheid in personen

De werkgelegenheid in aantallen personen.

Werkgelegenheid in arbeidsjaren

De werkgelegenheid uitgedrukt in arbeidsjaren, waarbij een arbeidsjaar een fulltime baan is op jaarbasis.

Werkloosheid

Geregistreerde werkloosheid omvat de groep mensen tussen de 15 en 75 jaar die als werkzoekende staan ingeschreven en minimaal 1 uur per week willen werken.

Conjuncturele werkloosheid

Werkloosheid die het gevolg is van het achterblijven van de totale bestedingen waardoor de vraag naar arbeid daalt.

Structurele werkloosheid (kwantitatief)

Er zijn onvoldoende arbeidsplaatsen, bijvoorbeeld door een toename van de beroepsbevolking of door het vervangen van mensen door machines en computers.

Frictiewerkloosheid

Werkloosheid die ontstaat omdat het vaak een tijd duurt voordat een baan gevonden is. Ook kan het tijd kosten om van baan naar baan te gaan.

Seizoenswerkloosheid

Werkloosheid die ontstaat doordat er in het ene seizoen meer werk is dan in het andere.

Varkenscyclus

Het verschijnsel in de economie dat overschotten en tekorten elkaar afwisselen, doordat het aanbod niet onmiddelijk kan reageren op de verandering van de vraag.

Minimumloon

Het loon dat een werkgever, volgens de wet, minimaal moet uitbetalen.

Primaire arbeidsvoorwaarden

Voorwaarden die betrekking hebben op de financiële beloningen zoals loon, vakantiegeld en overwerktoeslagen.

Secundaire arbeidsvoorwaarden

Voorwaarden die betrekking hebben op andere beloningen dan in geld zoals opleidingsmogelijkheden, kinderopvang en verlofregelingen.

Individuele arbeidsovereenkomst

Overeenkomst voor arbeidsvoorwaarden tussen een individuele werknemer en een werkgever.

Collectieve arbeidsovereenkomst (cao)

Overeenkomst over arbeidsvoorwaarden tussen werknemersorganisaties en een of meerdere werkgevers of werkgeversorganisaties.

Cuestionario
Economie katern 2
Economie katern 1
Criminal Law- recklessness
EMC - La République française
Science
CFA
PSYCH 333: Infancy & Toddlerhood
PSYC-1000:Unit 2,
Vocabualry
Energy: Some Basic Principles
Phonetic alphabet
Clinical skill levels
physics 10
Radio Signals
diversity terms
Powerline Commands
Dispatch Regions
biology
Physics
Marxist theory
Ratio's
Soc Midterm #2-
Residential Tenancies Act
cells
PSYCH 333: Middle childhood
media theory midterm - semiotics
zinnen blz.22
spaans indefinido uitgangen ar
film
Psykologi - Stress och kriser
Lecture 7: Raster data analysis
Lecture 6: Raster structures
maarschappij - H 2 en 6
tenta 2
group 1 , group 7 , group 0
metals and non metals
biology gcse
Droit
Tidig utveckling 0-2 år
Histoire Géo Séquence 2
Psykoanalytisk teori (Stadieteorier)
Carbohydrates
french vocab - 5/11/23
german vocab 6/11/23
Biologie hoofdstuk H11
biology
biology
forces
Combinaciones frecuentes
Criminal law- intention