frans
la france
frankrijk
les vacances
vakantie
la piscine
zwembad
un peu
beetje
attention
pas op
je suis
ik ben
tu parles
jij spreekt
français
frans
salut
hoi
bonjour
hallo
petit(e)
klein
grand(e)
groot
d'accord
oke
mais
maar
pour
voor
et
en
bien
goed
j'aime
ik vind leuk
on joue
wij spelen
j'habite
ik woon
la famille
familie
le frère
broer
la sœur
zus
le chien
hond
le chat
kat
le poisson
vis
le jour
dag
la fille
meisje
le garçon
jongen
le copain
vriend
la tente
tent
il y a
er is
ici
hier
aussi
ook
pourquoi
waarom
donc
dus
on reste
wij blijven
c'est
het is
bon appétit
eet smakelijk
et toi?
en jij?
la glace
ijsje
la table
tafel
le café
koffie
bon
lekker
cher
duur
je prends
ik neem
je voudrais
ik zou graag willen
ça coute
kost
tu peux
jij kunt
venir
komen
préférer
liever hebben
détester
een hekel hebben aan
adorer
dol zijn op
arriver
aankomen
téléphoner
bellen
pour moi
voor mij
l'entrée
voorgerecht
le plat principal
hoofdgerecht
le dessert
nagerecht
la soupe
soep
la salade
salade
le légume
groente
la viande
vlees
le poulet
kip
les frites
frietjes
la pizza
pizza
la crêpe
pannekoek
l'eau
water
le thé
thee
lait
melk
restaurant
restaurant
manger
eten
préparer
voorbereiden
ouvert
open
l'enfant
kind
le marché
markt
le supermarché
supermarkt
la plage
strand
le rendez-vous
afspraak
le problème
probleem
demain
morgen
célèbre
beroemd
important(e)
belangrijk
maintenant
nu
j'ai besoin de
ik heb nodig
aider
helpen
chercher
zoeken
trouver
vinden
regarder
kijken naar
aimer
houden van
mais
maar
avec
met
beaucoup
veel
toujours
altijd
combien
hoeveel
je voudrais deux croissants
ik wil graag twee croissantjes
oui, voilà
ja, alsjeblieft
merci
bedankt
de rien
graag gedaan
je ne comprends pas
ik begrijp het niet