Een positieve of negatieve houding tegenover mensen, dingen of gebeurtenissen
Hoe iemand ergens over denkt
cognitief, affectief en gedrag
Cognitief: evaluatie
Affectief: gevoel
Gedrag: actie
Door onze attitudes
Cognitieve dissonatie
Werktevredenheid, werkbetrokkenheid, organisatiebinding, waargenomen steun van de organisatie, bevlogenheid
Tevreden personeel zorgt voor tevreden klanten en andersom, verband met ziekteverzuim is zwak negatief en verband met personeelsverloop is iets sterker.
Exit, stem, loyaliteit, verwaarlozing
Dat je je verbonden voelt met de organisatie waarvor je werkt en het werk dat je doet
Bruisend van energie en onvermoeibaar
Sterke betrokkenheid bij het werk
Opgaan in je werk
Taakontwerp
Selectie
Begeleiding, beoordeling en beloning
Training en ontwikkeling
Is van toepassing op de werktevredenheid en betrokkenheid
1. Ben je bij afspraken precies op tijd?
2. Probeer je binnen een groep vaak de sfeer goed te houden?
3. Blijf je bij problemen rustig?
4. Schiet je snel in de stress?
5. Vind je het leuk om veel aandacht van een groep mensen te krijgen?
6. Stap je makkelijk op onbekende mensen af?
Een combinatie van betrekkeklijke constate psychologische trekken die we gebruiken om iekand te classifiseren en te beschrijven op basis van karakateristieken.
omgeving, sociale netwerken en cultuur en biologoie en evolutie
Voor werving en selectie en voor loopbaanontwikkelingen
1. Extraversion - introversion
2. Sensing - intution
3. Thinking - feeling
4. Judgment - perception
1. Openess to experience ( openstaan voor ervaringen )
2. Extraversion ( extraversie )
3. Conscientiousness ( plichtsgetrouwheid )
4. Neuroticism ( emotionele stabiliteit )
5. Agreeableness ( inschikkelijkheid )
1. Zelfbeeld/zelfevaluatie
2. Interne/externe locus of control
3. Proactieve persoonlijkheid
Waar zijn een stelsel van samenhangende overuigingen. Ze vertegenwoordigedn iemands ideeen over wat goed en wenselijk is
1. Welvaart en economisch succes
2. Vrijheid
3. Gelijkheid
1. Behulpzaam
2. Zelfontplooing
3. Zelfbeheersing en discipline
Het proces waarin het individu zijn zintuigelijke indrukken ordent en interpreteert om zin te geven aan zijn omgeving
1. We nemen gehelen waar
2. Geheel is meer dan de som der delen
3. Geheel bepaalt de betekenis van deel
4. Delen bepalen de betekenis van geheel
5. We nemen een figuur tegen een achtergrond waar
1. Attitudes
2. Motieven
3. Interesses
4. Ervaring
5. Verwachtingen
1. Kenmerkendheid (is dit gedrag uitzonderlijk?)
2. Consnsus: (komt dit gedrag ook bij anderen voor?)
3. Consistentie: (komt dit gedrag onder de zelfde omstandigheden vaak voor?)
observatie, interpretatie en attributie van de oorzaak
1. Rationele besluitvorming'
2. Beperkte rationaliteit
3. Intuitie
Een term voor alle processen die te make hebben met de richting, de intensiteit en het volhouden van lichamelijke en psychische activiteiten
In beweging te komen
1. Behoeftehierarchie (Maslow)
2. Theorie X en Y (McGregor)
3. Twee factorentheorie (Herzberg)
4. Diebehoeftetheorie (McCelland)
1. Zelfbepalingstheorie (Deci&Ryan)
2. Doelstellingstheorie (Locke)
3. Self-efficacytheorie (Bandura)
4. Bilijkheidstheorie (Adams)
5. Verwachtingstheorie (Vroom)
1. Zelfverwerlelijking
2. Respect
3. Sociale behoeften
4. Veiligheid
5. Fysiologische behoeften
Vanuit eigen drijfveren, behoeften en ambitie
Salaris, opgelegde doelen en verplichtingen
1. Taakroulatie: variatie in het werk
2. Taakverbreding: Meer taken, maar het hetzelfde lever van responsabiliteit
3. Taakverrijking: Moeilijkere taak bij je huidige functie
Twee of meer individuen die met elkaar in contact staan en wederzijds afhankelijk zijn, die samenkomen om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken
Afdeling en taak
belangen en vrienden
1. Formeren
2. Stormen
3. Normeren
4. Performen
5. Uiteengaan
1. Diversiteit
2. Rollen
3. Status
4. Normen
5. Omvang
6. Groepscohesie
Gedragstandaarden op allerlei aspecten van groepsgedrag, die door een groep worden gedeeld
Je past je gedrag aan, aan de groep (dit noem je conformisme. Je bent geen uitslover of verklikker)
1. Allocatie norm (loon, budgetten)
2. Sociale norm
3. Prestatie norm
Sociaal bepaalde positie of rang die anderen toekennen aan groepen of aan groepsleden. Bijvoorbeeld: Macht hebben over anderen, het vermogen een bijdrage te leveren aan de groepsdoelen en persoonlijkheidskenmerken
1. Beloningssysteem
2. Laat de leden veel tijd met elkaar doorbrengen
3. Maak het lidmaatschap moeilijker bereikbaar
4. Beloon de groep en niet de individuele leden
1. Efficienter
2. Snel
3. Geen vergaderingen
4. Geen discussies
5. Duidelijke verantwoording
6. Consistentie waarden
1. Effectiever
2. Betere informatie en meer kennis
3. Verschillende invalshoeken
4. Besluiten van hogere kwaliteit
5. Bredere acceptatie
1. Probleemoplossend
2. Zelfsturend
3. Crossfunctioneel
4. Virtueel
Het vermogen om een groep zo te beinvloeden dat die zich inzet voor een visie of serie doelstellingen. Hier ga je om met veranderingen
Zorgen voor orde en samenhang, ontwerpen van organisatiestructuren en de voortgang van de plannen te bewaken. Hier ga je om met complexiteit
Ontstaat na een blijvende onbalans tussen stressoren en de ervaren middelen om daarmee om te gaan
1. Emotionele uitputting: alles kost je te veel energie
2. Depersonalisatie: Je wordt kill, synisch
3. Verminderde persoonlijke bekwaamheid: Het gevoel hebben dat je minder presteert, waardoor je een minderwaardigheidsgevoel krijgt
1. Lichamelijke en geestelijke uitputting
2. Uitrusten en opladen lukt niet meer
3. Gespannen
4. Concentratie- en geheugenklachten
5. Constant piekeren
6. Slaapproblemen
7. Nergens meer aan toe kunnen komen
8. Gevoelens van incompetentie en falen
9. Cynisme
1. Selectie van werknemers
2. Communicatie van de organisatie
3. Herontwerp van functies
4. Meer inspraak
5. Counseling
6. Timemanagementprogramma
7. Lichamelijke activiteiten