Ovido
Language
  • English
  • Spanish
  • French
  • Portuguese
  • German
  • Italian
  • Dutch
  • Swedish
Text
  • Uppercase

User

  • Log in
  • Create account
  • Upgrade to Premium
Ovido
  • Home
  • Log in
  • Create account

biologie: stofwisseling

Typische secundaire spiraalstructuur van een eiwit

α-helix

Is het fysisch verschijnsel dat de energie van een systeem, zoals geluidsgolven, deeltjes en elektromagnetische straling, door een ander systeem geheel of gedeeltelijk wordt opgenomen en omgezet in een andere energievorm

absorptie

Actief azijnzuur, stof die een belangrijke rol speelt bij de omzetting van belangrijke bestanddelen van het voedsel. Beginstap van de citroenzuurcyclus

Acetylco-enzym A

Adenosinedifosfaat, een stof waarvan elk molecuul twee fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn met een energierijke binding. Uit ADP ontstaat door toevoeging van anorganisch fosfaat en een bepaalde hoeveelheid energie ATP. Hydrolyse van ATP levert anorganisch fosfaat, ADP en een bepaalde hoeveelheid energie. ADP speelt een grote rol in stofwisselingsprocessen.

ADP

Met behulp van zuurstof

Aeroob

C6H12O6 (glucose) --> 2 C2H6O (ethanol) + 2 CO2 + energie. Deze reactie vindt plaats bij gistcellen en bij kiemende zaden. Bijv. gebruikt bij productie van brood, bier en wijn.

Alcoholgisting

organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese (vorming) van eiwitten

Aminozuur

zetmeelkorrels

Amyloplast

Zetmeel

Amylose

Zonder behulp van zuurstof

Anaeroob

Stoffen die zowel in organismen voorkomen als in de levenloze natuur.

Anorganische stof

Eiwitachtige deel van een enzym

Apo-enzym

De opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen (van anorganische stoffen of andere organische stoffen)

Assimilatie

Adenosinetrifosfaat. Stof, waarvan elk molecuul drie fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn door een energierijke binding. ATP ontstaat uit ADP door toevoeging van energie en anorganisch fosfaat. Het loskoppelen van de fosfaatgroep uit ATP levert vrije energie, die gebruikt wordt voor allerlei energieverbruikende processen in de cel.

ATP

Enzym verantwoordelijk voor de vorming van ATP

ATP synthase

In staat tot vorming van een organische stof met energie, die niet afkomstig van de oxidatie van een organische stof maar afkomstig van de oxidatie van anorganische stoffen of het zonlicht

Autotroof

De stofwisseling van een organisme in rust

Basale stofwisseling

Factor die de snelheid van een proces laag houdt

Beperkende factor

Het ontstaan van leven uit niet-leven

Biogenese

Deelproces van de fotosynthese waarbij koolstofdioxide wordt gereduceerd met behulp van waterstof, afkomstig van NADPH2 en ATP, met als resultaat glucose. Waterstof en ATP zijn tijdens de lichtreactie ontstaan

Calvincyclus

COOH groep in een aminozuur

Carboxygroep

Koolhydraten die hoofdbestandsdeel is van celwanden van planten

Cellulose

Energie opgeslagen in moleculen

Chemische energie

In staat tot chemosynthese. Een organisme dat alleen koolstofdioxide nodig heeft als koolstofbron en zijn energie verkrijgt door oxidatie van anorganische stoffen is chemo-autotroof (uitsluitend een aantal bacteriesoorten).

Chemo-autotroof

Koolstofassimilatie, waarbij de benodigde energie afkomstig is van de oxidatie van een anorganische stof

Chemosynthese

Groene kleurstof (bladgroen) in een chloroplast

Chlorofyl

Bladgroenkorrels, hierin vindt fotosynthese plaats

Chloroplast

Krebs-cyclus. Gedeelte van de aërobe dissimilatie, waarbij acetyl-coenzym-A wordt omgezet in koolstofdioxide en waterstof

Citroenzuurcyclus

Naam voor een cofactor wanneer dit een organische stof is

Co-enzym

Molecuul dat een enzym nodig heeft naast het substraat

Cofactor

Reactie waarbij een watermolecuul ontstaat

Condensatie(reactie)

Twee aan elkaar gekoppelde aminozuren

Dipeptide

Een stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee monosacharide-eenheden, ontstaan door condensatie van twee monosachariden.

Disacharide

De afbraak van organische moleculen tot kleinere moleculen, met als doel energie vrijmaken

Dissimilatie

Deelproces van de fotosynthese waarbij koolstofdioxide wordt gereduceerd met behulp van waterstof en ATP. Waterstof en ATP zijn tijdens de lichtreactie ontstaan

Donkerreactie

Proteïne of eiwit is een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden

Eiwit

Een negatief geladen deeltje

Elektron

Een keten van elektronentransporterende co-enzymen, waarbij elektronen van een hoog energieniveau naar een laag energieniveau gaan, zodat er energie vrij komt. Proces vindt plaats in mitochondriën en chloroplasten.

Elektronentransportketen

Biokatalysator. Organische stof die stofwisselingsprocessen versnelt zonder zelf verbruikt te worden

Enzym

Snelheid van werking van een enzym: Hoeveelheid substraat die per tijdseenheid wordt omgezet of de hoeveelheid reactieproduct die per tijdseenheid ontstaat.

Enzymactiviteit

Complex dat ontstaat doordat het substraat op een speciale manier in het actieve centrum aan het enzym wordt gebonden.

Enzym-substraatcomplex

Aminozuur dat lichaam niet zelf kan maken en dus uit het voedsel opgenomen moet worden

Essentieel aminozuur

Alcohol

Ehtanol

Stof die drager is van elektronen

FADH2

Anorganische stof met het element fosfor (P)

Fosfaat

Vetachtige stof die bestandsdeel van celmembraan is

Fosfolipide

Het koppelen van een fosfaatgroep aan een stof

Fosforylering

In staat tot fotosynthese, om daarbij uit anorganische stoffen organische stoffen te vormen

Foto-autotroof

Proces, waarbij water en koolstofdioxide met behulp van het zonlicht worden omgezet in zuurstof en glucose

Fotosynthese

Bij de lichtreacties van fotosynthese zijn twee zogenaamde fotosystemen betrokken, fotosysteem I en II. Een fotosysteem is in staat om lichtenergie om te zetten in chemische bindingen. Een fotosysteem is een zogenaamd integraal eiwitcomplex. Dit betekent dat het uit een groot aantal eiwitten en andere moleculen bestaat die met elkaar samenwerken.

Fotosysteem

Anaërobe dissimilatie, proces waarbij waterstof (uit glucose) uiteindelijk wordt overgedragen aan een organische waterstofacceptor.

Gisting

Belangrijk monosachararide met 6 C-atomen, wordt gevormd bij de fotosynthese en afgebroken bij de dissimilatie.

Glucose

Polysacharide, opgebouwd uit glucose-eenheden. Glycogeen wordt als reservestof opgehoopt in bijvoorbeeld spier- en levercellen

Glycogeen

Omzetting van glucose tot pyrodruivezuur. Dit proces speelt zich af in het cytoplasma.

Glycolyse

Eiwit in rode bloedcellen met als functie zuurstoftransport

Hemoglobine

Niet in staat tot koolstofassimilatie, dus niet in staat uit anorganische stoffen organische op te bouwen.

Heterotroof

Dieren met een constante lichaamstemperatuur (warmbloedig)

Homoiotherm

De vorming van glucose uit koolstofdioxide en water m.b.v. energie. (Bijv. Fotosynthese)

Koolstofassimilatie

Zie citroenzuurcyclus, andere naam voor citroencyclus

Krebscyclus

Deelproces van de fotosynthese waarbij lichtenergie wordt gebruikt voor de vorming van ATP en de binding van waterstof aan een co-enzym.

Lichtreactie

Ander woord voor vetten

Lipide

De vloeistof in een mitochondrium, die wordt omsloten door het binnenmembraan van het mitochondrium

Matrix

Organische stof, die ontstaat bij de anaerobe dissimilatie van glucose in spieren en micro-organismen.

Melkzuur

C6H12O6 (glucose) --> 2 C3H6O3 (melkzuur) + energie. Deze reactie vindt plaats door melkzuurbacterien en in spieren. Bijv. Gebruikt bij de productie van yoghurt en zuurkool.

Melkzuurgisting

Suikers met één ringstructuur in het molecuul, veelal met vijf of zes C-atomen, zoals glucose, fructose en ribose. Uit monosachariden worden di- en polysachariden opgebouwd.

Monosacharide

Nicotineamide Adenine Dinucleotide, een co-enzym van de dissimilatie dat gemakkelijke waterstof opneemt en afstaat.

NAD

Nicotine Amide Dinucleotide Fosfaat, een co-enzym van de C-assimilatie, dat gemakkelijk waterstof opneemt of afgeeft

NADPH

De anorganische stof NO3-

Nitraat

Chemoautotroof organisme, dat nitrietionen tot nitraationen oxideert en daarbij energie vrijmaakt voor de C-assimilatie

Nitraatbacterie

Chemoautotroof organisme, dat ammoniumionen tot nitrietionen oxideert en daarbij energie vrijmaakt voor de C-assimilatie.

Nitrietbacterie

Bacterie die de nitrificatie uitvoert, dus een nitriet- en nitraatbacterie

Nitrificerende bacteriën

Bestanddeel van nucleïnezuren. Een nucleotidemolecuul bestaat uit een monosacharide, een organische base en een fosfaatgroep.

Nucleotide

Vetzuur met een of meer dubbele bindingen

Onverzadigd vetzuur

Een kromme waarbij het verband tussen een factor en een activiteit is uitgezet, bijv. verband tussen temperatuur en enzymactiviteit: er is een beste temperatuur(optimum), waarbij de enzymactiviteit het hoogst is.

Optimumkromme

Ingewikkeld molecuul afkomstig van organismen en bevat C-H verbindingen

Organische stof

Vorming van ATP uit ADP met behulp van energie verkregen uit een reeks van redoxreacties, waarbij waterstof uiteindelijk wordt overgedragen aan zuurstof. Hierbij worden waterstof(en elektronen) van NADH2 via een elektronentransportketen aan zuurstof overgedragen.

Oxidatieve fosforylering

Binding tussen de carboxylgroep van het ene aminozuur en de aminogroep van het andere aminozuur

Peptidebinding

Koudbloedig

Poikilotherm

Het vormen van ketens

Polymerisatie

Veel aminozuren aan elkaar gekoppeld

Polypeptide

Verbindingen waarvan elk molecuul bestaat uit veel monosacharide-eenheden. Bijv. Zetmeel.

Polysacharide

Volgorde van aminozuren in een eiwit

Primaire structuur

Ander woord voor eiwitten

Proteïne

Is een organische verbinding met als brutoformule C3H4O3

Pyrodruivenzuur

De specifieke manier waarop meerdere polypeptideketens met elkaar samen 1 eiwit vormen

Quartaire structuur

Eiwit in celmembraan die reageert op stoffen zoals hormonen

Receptoreiwit

Stoffen die de enzymactiviteit verlagen

Remstoffen

De lokale vouwing in driedimensionale structuurelementen, zoals de α-helix en de β-sheet. Deze structuurelementen worden vooral gestabiliseerd door middel van waterstofbruggen tussen de ruggengraat van de proteïne

Secundaire structuur

Vet dat een functie heeft als een hormoon

Steroïdhormoon

Het totaal van alle chemische processen in de cellen van een organisme

Stofwisseling

Is in een plantaardige cel de dikke vloeistof die tussen de grana (stapels thylakoïdeschijven) zit in een chloroplast

Stroma

Eiwit dat functie vervult als bouwstof

Strcutuureiwit

Stof waarop een enzym inwerkt

Substraat

In staat slechts één bepaald substraat om te zetten.

Substraatspecifiek

De vouwing van het eiwit als geheel. Stabilisatie treedt op door aantrekkingskrachten tussen verschillende delen van de eiwitketen, zoals hydrofobeinteracties, ion-interacties en disulfidebruggen

Tertiaire structuur

Een thylakoïde is een aan het fosfolipidedimembraan gebonden compartiment in de chloroplasten

Thylakoïd

Organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.

Triglyceride

Vetzuur zonder dubbele bindingen

Verzadigde vetzuur

Organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.

Vet

Omzetting van producten van de koolstofassimilatie in andere organische stoffen

Voortgezette assimiliatie

Quiz
Personen en begrippen HC 3 Nieuwe tijd 1
HISTÓRIA GERAL Primeira Guerra Mundial. O nazifascismo e a Segunda Guer
SAE CIRÚRGICA
All kanji
Distinção entre direito federal e direito dos estados
CARDIO
März-April
GINECO
Sudorese
teste
av2
América e África regionalizações e organizações internacionais
Evolução biológica
Reprodução assexuada, mitose e meiose
Reprodução assexuada, mitose e meiose
FAR Intengible Asset
week 13
latn 8
módulo 1 M
practical lab 4
DP-203
AUTOMAÇÃO 2
AUTOMAÇÃO 2
kanji
Processo Civil
funções da linguagem
ARTE - copy
easter
ARTE
compTIA security
reino plantae
biologia
Esôfago
Cadeia Carbônica
redes urbanas
AIK
Inglês Nivel 1 e 2
biological explanations for schiz
droit notarial exam 1
wiskunde
poliktik och demokrati
duits schrit 1 (4)
duits schrit 1 (3)
duits shrit 1 (2)
duits schrit 1
Intangible Assets
verbs e questions
CHAPTER 5: INTERNATIONAL FINANCIAL INSTITUTIONS AND GLOBAL CORPORATION
AS BUSINESS | Unit 2 exam revision
spanska