Woorden H2
de broer (enkelvoud)
der Bruder
de broer (meervoud)
die Brüder
de halfbroer
der Halbbruder
de jongen (enkelvoud)
der Junge
de jongen (meervoud)
die Jungen
de man (enkelvoud)
der Mann
de man (meervoud)
die Männer
de neef (enkelvoud)
der Cousin
de neef (meervoud)
die Cousins
de oom (enkelvoud)
der Onkel
de oom (meervoud)
die Onkel
de opa (enkelvoud)
der Opa
de opa (meervoud)
die Opas
de stievader
der Stiefvater
de vader (enkelvoud)
der Vater
de vader (meervoud)
die Väter
de vriend (enkelvoud)
der Freund
de vriend (meervoud)
die Freunde
de zoon (enkelvoud)
der Sohn
de zoon (meervoud)
die Söhne
de dochter (enkelvoud)
die Tochter
de dochter (meervoud)
die Töchter
het gezin (enkelvoud)
die familie
het gezin (meervoud)
die familien
de halfzus
die halbschwester
de moeder (enkelvoud)
die Mutter
de moeder (meervoud)
die Mütter
de nicht (enkelvoud)
die Cousine
de nicht (meervoud)
die Cousinen
de oma (enkelvoud)
die Oma
de oma (meervoud)
die Omas
de stiefmoeder
die Stiefmutter
de tante (enkelvoud)
die Tante
de tante (meervoud)
die Tanten
de vriendin (enkelvoud)
die freundin
de vriendin (meervoud)
die Freundinnen
de vrouw (enkelvoud)
die Frau
de vrouw (meervoud)
die Frauen
de zus (enkelvoud)
die Schwester
de zus (meervoud)
die Schwestern
het kind (enkelvoud)
das Kind
het kind (meervoud)
die Kinder
het meisje (enkelvoud)
das Mädchen
het meisje (meervoud)
die Mädchen
de broers en zussen
die Geschwister
de grootouders
die Großeltern
de ouders
die Eltern
bezoeken
besuchen
doen, maken
machen
hebben
haben
erg houden van
lieben
voorstellen
vorstellen