stof die een voedingsmiddel langer houdbaar maakt
voedsel langer houdbaar maken
eiwit dat reacties versnelt zonder zelf te worden verbruikt
snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt
diagram van de enzymactiviteit met een minimum, een optimum en een maximum
temperatuur waarbij de enzymactiviteit optimaal (het snelst) is
een product gedurende korte tijd verhitten tot 72 graden
zuurgraad: een lage pH betekend een hoge zuurgraad
een product verhitten tot 130-140 graden
besmetting door ziekmakende bacteriën of schimmels in het voedsel
vergiftiging door giftige stoffen in het voedsel, die vrijkomen bij de afbraaj door bacteriën en schimmels
geeft aan of een stof zuur (pH<7), neutraal(pH=7) of basisch(pH >7) is
stof die helpt om ziekten te voorkomen (mineralen en vitaminen)
stof die wordt gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels (voor opbouw en herstel)
stof die wordt verbruikt bij verbranding (vooral glucose)
voedingsstoffen die vooral worden gebruikt als bouwstof, soms als brandstof
voedingsstoffen die worden gebruikt als brandstof, bouwstof en reservestof (glucoese, zetmeel en cellulose)
voedingsstoffen die worden gebrukt als bouwstof en beschermende stof (zouten en ijzer)
zit vooral in plantaardige producten (noten/avocado) en vis; verkleint het risico op hart-en vaatziekten; dient vooral als bouwstof
zit vooral in dierlijke producten en snacks; verhoogt het risico op hart-en vaatziekten; dient vooral als brandstof
voedingsstoffen die vooral worden gebruikt als brandstof, die kan worden opgeslagen als reservestof
voedingsstoffen die dienen als beschermende stof; worden aangeduid met een letter (vitamine A, vitamine B1)
product dat je eet/drinkt
bruikbaar bestanddeel van voedingsmiddelen (eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mideralen en vitaminen)
plantaardige stof die mensen niet kunnen verteren; bevordert de darmbewegingen en de stoelgang
voedingsstof die wordt gebruikt als bouwstof
hoeveelheid energie die wordt verbruikt voor stofwisseling en lichamelijke activiteit samen
energie die nodig is voor de stofwisseling van een lichaam in rust
wanneer een persoon minder weegt dan gezond is
tekort aan bepaalde voedingsstoffen
wanneer een persoon meer weegt dan gezond is
meer eten dan het lichaam nodig heeft aan energie
hulpmiddel om allevoedingsstoffen via voeding binnen te krijgen die per dag nodig is
wanneer een persoon lichaamsgewicht verliest door een tekort aan energie via de voeding
het afwisselend samentrekken van kring- en lengtespieren
het afbreken van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen kunnen in verteringsproducten die wel door de darmwand heen kunnen en in het bloed kunnen worden opgenomen
maken verteringssappen die vaak enzymen bevatten (speekselklieren, maagsapklieren, lever, alvleesklier en darmsapklieren)
kan voedingsstoffen verteren (speeksel, maagsap)
produceert alvleessap
versteringssap dat bestaat uit verschillende enzymen die eiwitten, koolhydraten en vetten verteren
kringspier die de uitgang van de endeldarm afsluit
verteringssap dat bestaat uit verschillende enzymen die de vertering van eiwitten en koolhydraten afmaken
hier wordt een groot deel van het water aan devoedselbrij onttrokken; hierin leven veel (soorten) bacteriën die helpen bij de vertering
hier wordt darmsap afgegeven aan de voedselbrij en wordt water met opgeloste voedingsstoffen en verteringsproducten opgenomen
grote vetdruppels verdelen in kleine vetdruppeltjes
slaat ontlasting op totdat je aandrang krijgt om te poepen
vloeistof die vetten emulgeert
vermalen het voedsel in de mondholte
produceert gal
hier wordt voedsel gekneed en vermengd met maagsap
kringspier die de uitgang van de maag afsluit
verteringssap dat onder andere bestaat uit water, zoutzuur en een enzym dat eiwitten verteert.
produceren maagsap
verteringssap dat zorgt voor een lage pH in de maag; doodt bacteriën
hier wordt voedsel gekauwd en vermengd met speeksel
hier wordt voedsel voortgeduwd naar de maag
slijmerig verteringssap dat o.a bestaat uit water en een enzym dat zetmeel verteert; doodt bacteriën
produceren speeksel
delen het voedsel in kleine stukjes
duwt gekauwd voedsel naar de keelholte
hier worden gal en alvleessap afgegeven aan de voedselbrij
breken voedingsstoffen af tot verteringsproducten die kunnen worden opgenomen in het bloed
organisme dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet
dun laagje dat het tandbeen van de wortel bedekt
een behandeling met fluoride zorgt ervoor dat het glazuur sterker wordt, waardoor de tanden beter beschermt zijn tegen zuur
harde stof die het tandbeen van de kroon bedekt
scherpe kiezem; knippen voedsel in stukken
kiezen met een knobbelig oppervlak; malen voedsel fijn
organisme dat plantaardig voedsel eet
kiezen met harde richels van glazuur; malen voedsel fijn
aantasting van het gebit door tandplak
het grootste deel waaruit tanden en kiezen bestaan; is bedekt met glazuur
aantasting van het gebit door zure voedingsstoffen
dun laagje aanslag op tanden en kiezen; kan verkalken tot tandsteen
organisme dat dierlijk voedsel eet
hiermee zit een tand of kies bevestigd in de kaak
delen van cellen zonder celkern; belangrijk voor de bloedstolling
waterig deel van het bloed met plasma-eiwitten en andere opgeloste stoffen
eiwit in rode bloedcellen dat zorgt voor de binding met zuurstof
beenmergkanker
rode bloedcellen zonder celkern; vervoeren zuurstof
onregelmatig gevormde bloedcellen met celkern; maken ziektewekkers onschadelijk
bloedvat dat bloed van de organen naar het hart vervoert
plooien in de wand van een ader die verhinderen dat het bloed terugstroomt naar de organen
druk van het bloed tegen de wand van een bloedvat
weg die het bloed door het lichaam aflegt
vatenstelsel dat uit het hart en bloedvaten bestaat
bloedsomloop waarbij tijdens een rondgang door het lichaam het bloed twee keer door het hart stroomt
bloedsomloop tussen het hart en de rest van het lichaam
bloedvaten met een wand van een cellaag dik
bloedsomloop tussen het hart en de longen
ader waarin bloed van de lever naar het hart stroomt
slagader waarin bloed van het hart naar de lever stroomt
ader waarin bloed van de darmen naar de lever stroomt
bloedvat dat bloed van het hart naar de organen vervoert
slagader waarin het bloed van het hart naar alle delen van het lichaam stroomt
zakvormige hart delen aan de bovenkant van het hart
ader waarin bloed uit het hoofd en armen naar het hart stroomt
kleppen in de aorta en longslagader dicht bij het hart; voorkomen terugstromen van het bloed
kleppen in het hart tussen de boezems en de kamers; voorkomen terugstromen van het bloed
grootste hartdelen aan de onderkant van het hart
aders die afvalstoffen van het hart naar de rechterboezem vervoeren
aftakking van de aorta met voedingsstoffen en zuurstof voor het hart
deel van het hart waarin de longaders uitmonden
deel van het hart dat bloed in de aorta pompt
ader waarin bloed van de longen naar het hart stroomt
slagader waarin bloed van het hart naar de longen stroomt
ader waarin bloed uit romp en benen naar het hart stroomt
deel van het hart waarin beide holle aders uitmonden
deel van het hart dat bloed in de longslagader pompt
een deel van de hartspier krijgt geen zuurstof meer
snelheid waarmee het hart samentrekt
verstoring van het normale hartritme
vernauwing van de slagaders door afzetting van cholestrol tegen de wanden
vloeistof in de lymfevaten; bestaat uit water met opgeloste stoffen en witte bloedcellen
zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers
vaten in het lymfevatenstelsel
stelsel van lymfevaten en lymfeknopen; zorgt voor afvoer van voecht en afweer tegen ziekteverwekkers
vocht dat zich tussen de cellen van organen bevindt
immuun worden door antistoffen te maken tegen de (ingespoten) ziekteverwekker
bescherming van het lichaam tegen het binnendringen en vermenigvuldigen van ziekteverwekkers
afweersysteem reageert heel sterk op een stof die niet in je lichaam thuishoort
reactie als je een stof waar je allergische voor bent, inademt of binnenkrijgt met je voedsel of als de huid of slijmvliezen ermee in aanraking komen
eiwit op het oppervlak van een ziekteverwekker dat normaal niet in het lichaam van een mens voorkomt
stof die een specifiek lichaamsvreemd eiwit bedekt en dit onschadelijk maakt
allergie voor stuifmeel (pollen)
niet vatbaar voor een ziekteverwekker door antistoffen
ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen en vermenigvuldigen zich
verhoogde lichaamstemperatuur die de ontwikkeling van ziektewekkers tegengaat
immuniteit door vaccinatie
stoffen die niet in je lichaam thuishoren
immuniteit door een ziekteverwekker na eerst hiervan ziekt te zijn geweest
tijdelijk immuun worden door ingespoten antistoffen
bloedplasma zonder stollingseiwitten; bevat antistoffen tegen lichaamsvreemde stoffen
ziekte veroorzaakt door een bacterie; komt door gebruik van antibiotica nauwlijks meer voor in NL
inenting met een verzwakte ziekteverwekker waardoor je immuun wordt
reactie waardoor het lichaam donorweefsel of een orgaandonor afstoot
antistof tegen bloedfactor A
antistof tegen bloedfactor B
antistof tegen de resusfactor; wordt ingespoten bij zwangere Rh- moeder van een rh+ kind
ziekte waarbij het afweersysteem antistoffen maakt tegen een lichaamseigen eiwit
stof op het celmembraan van rode bloedcellen die bij een ander als antigeen kan werken
stof op het celmembraan van rode bloedcellen van iemand met bloedgroep A
stof die op het celmembraan van rode bloedcellen van iemand met bloedgroep B
type bloed met of zonder bepaalde bloedfactoren
toediening van bloed van een donor aan iemand die veel bloed heeft verloren
iemand die een of meer weefsels of organen afstaat aan een ander
bloedfactor van iemand met resuspositief bloed
vervanging van een aangetast weefsel of orgaan door een ander weefsel of orgaan
het bloedplasma en de weefselvloeistof samen
omgeving buiten het bloedplasma en de weefselvloeistof
groeit vanuit een haarzakje in de kiemlaag van de opperhuid
spiertje in de lederhuid dat haar in de huid rechtop kan laten staan
uitstulping van de kiemlaag in de lederhuid waaruit een haar groeit
buitenste laag van de opperhuid die bestaat uit dode, verhoornde celresten
onderste laag van de opperhuid die bestaat uit levende, zich delende cellen
huidlaag die bloedvaten, haarspiertjes, zweetklieren, zweetkanaaltjes, zenuwen en zintuigen bevat
hierin is vet opgeslagen in de vetcellen; het vet werkt warmte-isolerend
deel van de huid dat bestaat uit de hoornlaag en kiemlaag en geen bloedvaten bevat
donkere kleurstof die de delende cellen in de kiemlaag beschermt tegen zonlicht
vettige stof die het haar en de hoornlaag soepel houdt en aantasting van de opperhuid door ziekteverwekkers tegengaat
klier in de haarzakjes die talg afscheiden
wordt geproduceerd door zweetklieren en kan door verdamping het lichaam afkoelen
klieren in de lederhuid die zweet produceert
vertakking van de luchtpijp
opname van zuurstof en afgifte van koolstofdioxide
sluit de neusholte at tijdens slikken
holte waarin bij inademing lucht uit de neus- of mondholte komt voordat deze naar de luchtpijp gaat
zorgen ervoor dat de luchtpijp en bronchien altijd openstaan
deel van de longen waarin de gaswisseling plaatsvindt
vormen een netwerk van kleine bloedvaatjes om de longblaasjes
hierdoor gaat de lucht van de keelholte naar de longen
kleinste vertakkingen van de bronchien
houden in de neusholte grote stofdeeltjes tegen
holte waarin lucht komt bij de neusademhaling
slijmvlies dat de binnenkant van de neusholte bedekt
sluit de luchtpijp af tijdens het slikken
haren op cellen in het slijmvlies van de luchtwegen; door een golvende beweging hiervan gaat slijm naar de keelholte
ademhaling dankzij het bewegen van de ribben en het borstbeen
ademhaling dankzij het samentrekken van het middenrif en de buiskpieren
spieren die bij samentrekking omlaag bewegen, waardoor je gaat inademen
spieren tussen ribben waarmee ribben en het borstbeen kunnen bewegen
verversing van lucht in de longen (door ademhaling)
ontsteking van de bronchiën; bij prikkeling van de luchtwegen treedt plotselinge benauwdheid op
blijvende ontsteking van de bronchiën; hierdoor gaat ademhalen moeilijker
verzamelnaam voor chronische bronchitis en logemfyseem
beschadiging van de longbl;aasjes; hierdoor wordt minder zuurstof opgenomen in het bloed
luchtbuis in het lichaam van een insect
stof waarin glucose in de lever wordt omgezet en die wordt opgeslagen in de lever
virusziekte waarbij de lever ontstoken is
orgaan dat bloed zuivert en dat overtollige en schadelijke sotffen uitscheid
hierdoor stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren
deel van de nier waarin urine wordt verzameld en afgevoerd naar de urineleiders
deel van de nier waarin uitscheiding plaatsvindt en urine wordt gevormt
deel van de nier waarin uitscheiding plaatsvind en urine wordt gevormt
hierdoor stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren
giftige stof die ontstaat bij afbraak van overtollige eiwitten in de lever
overtollig water en zouten, afvalstoffen en schadelijke stoffen die door de nieren zijn uitgescheiden
tijdelijke opslagplaats van urine
hierdoor wordt urine vanuit de urineblaas buiten het lichaam gebracht
vervoeren urine van de nierbekkens naar de urineblaas
deel van de hersenstam dat de ademfrequentie regelt
te snel en te diep ademen
hierin wordt bijgehouden of iemand wel of niet zijn organen wil doneren na overlijden