frans unite 3
zondag
dimanche
maandag
lundi
dinsdag
mardi
woensdag
mercredi
donderdag
jeudi
zaterdag
samedi
vrijdag
vendredi
de leraar, lerares
le/ la prof
de leerling
l'élève (m / f)
de pen
le stylo
de agenda
l'agenda (m)
de overhoring
l'interro
leren
apprendre
Engels
l'anglais
wiskunde
les maths (f pl)
(mathématiques)
geschiedenis
l'histoire (f)
aardrijkskunde
la géo(graphie)
biologie
la biologie
de computer
l' ordinateur (m)
de tablet
la tablette
de oefening
l'exercice (m)
Frans
le français
het cijfer
la note
streng
strict
liever hebben
préférer
vragen
demander
praten
parler
de rugzak
le sac à dos
eindigen
terminer
een hekel hebben aan
détester
spelen
jouer
het huiswerk
les devoirs(m pl)
het (computer)spel
le jeu (video)
het boek
le livre
het schrift
le cahier
kijken naar
regarder
de televisie
la téle(vision)
werken
travailler
beginnen
commencer
geven
donner