Utilisateur
er wordt aangenomen dat omdat A gebeurt en daarna B plaatsvindt, A wel de oorzaak van B moet zijn. In werkelijkheid kan dat verband volledig ontbreken.
onjuiste oorzaak-gevolg relatie
twee dingen met elkaar worden vergeleken die eigenlijk niet vergelijkbaar zijn.
verkeerde vergelijking
Hierbij wordt een conclusie getrokken op basis van één of enkele gevallen, zonder voldoende bewijs.
overgehaaste generalisatie
je herhaalt eigenlijk gewoon je standpunt in andere woorden, zonder echte onderbouwing.
cirkel redening
De persoon (de ‘tegenstander’) wordt aangevallen en niet zijn of haar argumenten.
persoonlijke aanval
Er wordt niks bewezen; er wordt gedaan alsof er geen bewijs nodig is.
ontduiken van bewijslast
Je verdraait de woorden van de ander om die makkelijker aan te vallen.
vertekenen van het standpunt
Er wordt iets beweerd waar je als publiek niet snel tegenin durft te gaan.
bespelen van het publiek
Er wordt een bekend persoon aangehaald om het standpunt mee te onderbouwen, maar deze persoon heeft weinig te maken met de zaak.
onjuist beroep op authoriteit
Een irrelevant kenmerk wordt uitvergroot om een conclusie te trekken.
onjuist beroep op een kenmerk
De voordelen of nadelen van iets worden buiten proportie opgeblazen.
overdrijven voor en nadelen
Er wordt gedaan alsof er maar twee keuzes zijn, terwijl er in werkelijkheid meerdere alternatieven bestaan.
vals dilemma
Oorzaak: waardoor iets gebeurt.
Reden: waarom iets gebeurt.
Uiteenzetting = informerende tekst.
Beschouwing = afwegende tekst tussen
voordelen – en nadelen of overeenkomsten en verschillen. Het oordeel is aan de lezer.
Betoog = overtuigende tekst. De schrijver
probeert zijn mening over te dragen aan de
lezer.
Woorden die de verbanden aangeven in een tekst, of een verband tussen zinsdelen, zinnen of alinea’s.
Toen, terwijl, voordat, nadat, daarna, zodra
Ook, bovendien, tenslotte, niet alleen…. maar ook, vervolgens
Ik vind, mijn mening is
Dus, kortom, daarom, samengevat, resumerend
Omdat, want, daarom.
Omstandigheid die ertoe leidt dat er iets gebeurt.
Een kant van een zaak, facet.
Vaststelling, waarneming
Verdediging van een mening, iets wat beweerd wordt, opvatting
Zeggen of bewijzen dat iets minder belangrijk is, op het betrekkelijke van iets wijzen
Het minder zwart-wit voorstellen van een zaak (niet goed, niet slecht, maar ertussenin).
Informeren, amuseren, activeren, opiniëren, overtuigen, adviseren.
Aanleiding noemen.
Achtergrondinformatie geven.
Anekdote geven.
Hoofdgedachte aangeven.
Doel van de tekst aangeven.
Actualiteit aangeven.
Aansporing, toekomstverwachting, conclusie, samenvatting, uitsmijter.
Waar de tekst over gaat in een zin.
Waar de tekst over gaat in een woord / aantal woorden.
Signaalwoord: omdat, daarom, verklaart, reden, want.
Signaalwoord: door middel van, met de bedoeling, om….te.
Signaalwoord: doordat, daardoor, waardoor, zodat, te wijten aan, te danken aan.