Utilisateur
Een organisatie is een blijvend menselijk samenwerkingsverband met
een gezamenlijk doel. Zodra de organisatie een product of dienst gaat aanbieden wordt het
een bedrijf. Een onderneming is een bedrijf met een winstoogmerk (wil winst maken). Een
bedrijf zonder winstoogmerk is een non-profit bedrijf. Een overeenkomst is dat ze veel
samenwerken.
- De mens in de organisatie: Wordt door mensen gerund.
- De samenwerking in een organisatie: Een organisatie is een samenwerkingsverband
omdat dit veel meer kan bieden dan individueel. Hier komt het synergie-effect
(samen bereik je meer) bij te pas.
- Doelgerichtheid binnen een organisatie: Een organisatie is altijd gericht op een
bepaald doel.
- Continuïteit in een organisatie: Zorgen dat de organisatie blijft bestaan in de
toekomst (going-concern gedachte).
Bedrijven worden opgericht
met een bepaald doel om dit te bereiken wordt input veranderd (transformatieproces) in
output (het product/dienst).
Houdt zich bezig met het regelen,
organiseren, in elkaar zetten van bedrijven. Hierbij zijn stakeholders en de economische
situatie van belang. Andere vakgebieden worden bij bedrijfskunde gecombineerd, daarom
spreek je van een multidisciplinair karakter. Een bedrijfskundige is interdisciplinair van aard
(kennis van verschillende vakgebieden). Bedrijfskunde is een wetenschap omdat er
wetenschappelijke spelregels en bedrijfskundige theorieën worden toegepast. Maar het is
ook een kunde omdat het altijd over de praktijk gaat.
- Analytisch inzicht
- Adviseren
- Samenwerken
- Communiceren
- Leiding kunnen geven
- Stressbestendigheid
- Analytisch inzicht
- Adviseren
- Samenwerken
- Communiceren
- Leiding kunnen geven
- Stressbestendigheid
Zijn processen die direct
waarde toevoegen aan een product of dienst. Met het primaire proces wordt het gehele
waardetoevoeging proces bedoeld.
Ondersteunen het primaire proces om het primaire proces goed te laten verlopen.
Wanneer het primaire proces wegvalt bij een bedrijf dan vervalt
meteen het bestaansrecht. Dit gebeurd niet bij de secundaire processen.
Totstandkoming van een product of dienst
waarbij de fysieke of chemische samenstelling verandert.
Een blockchain
is een openbaar gemeenschappelijk register dat transacties en handelingen permanent
opslaat, via internet. Bedrijven kunnen dit gebruiken om het primaire proces zo efficiënt
mogelijk te laten verlopen. Het is handig als er veel transacties plaats moeten vinden, grote
aantallen partijen een rol spelen, dat er tussen een partij en een tijdschaal veel
afhankelijkheden zijn, complexiteit op grote schaal.
- Ingaande logistiek: Binnenkomen van grondstoffen, halffabrikaten,
productiemiddelen, personeel. Het wordt ingekocht via product related (zijn goederen
die direct nodig zijn voor het productieproces). Non product related kopen producten
in die niet direct voor de waardetoevoeging van het eindproduct zoals schoonmaak,
koffie. Inkoopproces wordt als volgt weergegeven; oriëntatie -> programma van eisen
-> selectie van leveranciers -> aanvragen van offertes -> onderhandelen met
leveranciers -> opstellen van een contract -> bestellen -> ontvangst van
goederen/dienst -> inboeken in de goederenadministratie -> betaling factuur ->
inboeken in de financiële administratie.
- Productie: Waarde wordt toegevoegd aan feitelijke, hier wordt ook wel van
transformatie gesproken.
- Interne logistiek: Hoe zorgt de onderneming ervoor dat het product tijdens de
productie op tijd op de juiste plek terechtkomt.
- Marketing en verkoop: Het is belangrijk voor het bedrijf dat het eindproduct verkocht
wordt. Door marketing kan het bedrijf niet-fysieke waarde toevoegen aan een
product.
- Service en dienstverlening: Dienstverlening heeft veel waardebeleving bij de klant.
Hierbij kunnen ze niet-fysieke waarde aan het eindproduct toevoegen.
Binnenkomen van grondstoffen,
halffabrikaten, productiemiddelen, personeel. Het wordt ingekocht via product related (zijn
goederen die direct nodig zijn voor het productieproces). Non product related kopen
producten in die niet direct voor de waardetoevoeging van het eindproduct zoals
schoonmaak, koffie.
- Directe inkoopprocessen: Dit betreft de inkoop van alles wat direct met het
eindproduct/dienst te maken heeft.
- Ondersteunende inkoopprocessen: Dit betreft de inkoop van alles wat
ondersteunend is, zoals onderhoud, energie, uitzendkrachten en kantoorartikelen.
oriëntatie -> programma van
eisen -> selectie van leveranciers -> aanvragen van offertes -> onderhandelen met
leveranciers -> opstellen van een contract -> bestellen -> ontvangst van goederen/dienst ->
inboeken in de goederenadministratie -> betaling factuur -> inboeken in de financiële
administratie.
- Stukproductie: Behandeling patiënt of aangepaste prothese.
- Serie: Een serie van geneesmiddelen die geproduceerd wordt. Dit gebeurd
discontinu (na een serie wordt er een andere serie gemaakt).
- Massa: Aan de lopende band.
- Continu: 24/7 gaat de productie door zoals suiker productie.
Klantenorderontkoppelpunt, is een punt in het hele productieproces van waar de productie
van de klanten wordt beheerst.
- Traject voor het KOOP: Wordt door voorraad gestuurd zoals de IKEA, zolang de
voorraad strekt kunnen klanten kopen.
- Traject na het KOOP: Wordt door klantorders gestuurd. Wanneer er een vraag komt
ga je het product in elkaar zetten.
- Productie op order: Stuk-
, serieproductie.
- Productie op voorraad: Massaproductie.
- Materiaal voor elke order besteld: Stuk productie.
- Materiaal beschikbaar: Massa-
, continu productie.
Hoe organiseer je de hele
productie. Hier spelen de effectiviteit en efficiëntie een rol dit door middel van de 5 M’s.
- Mensen
- Machines
- Methodes
- Materialen
- Money
- Inkomende logistiek: De inkoop, moet opgeslagen worden als voorraad.
- Interne logistiek/productieplanning: Van begin producten tot eindproduct (binnen het
bedrijf). Verplaatsing van grondstoffen en halffabricaten binnen het bedrijf.
- Uitgaande logistiek: Bestemming naar de klant.
- Aanvoer: Proces inkomende logistiek. De grondstoffen en onderdelen die nodig zijn
voor de productie moeten vanuit de leverancier worden aangevoerd.
- Productie: Proces interne logistiek. Binnen het productieproces is er ook sprake van
een goederenstroom die beheerd moet worden.
- Opslag: Proces interne logistiek. Beheer van het magazijn en de voorraad is ook een
onderdeel van logistiek.
- Distributie: Proces uitgaande logistiek. Het pad dat het product van magazijn tot
consument aflegt.
- Transport: Inkomende, interne en uitgaande logistiek. Transport verbind alle hiervoor
genoemde stappen met elkaar.
- Informatiebeheer: All over. Informatiestromen moeten goed verwerkt worden om alle
logistieke processen goed te kunnen beheren.
Dat alle productiemiddelen op het juiste moment op de juiste plek worden
samengebracht zodat het feitelijke productieproces of transformatieproces kan plaatsvinden.
De kosten van het houden van voorraad worden bepaald door de volgende aspecten.
- Veroudering van de voorraad: T echnische veroudering is wanneer het product zijn
functionele eigenschappen verliest. Economische veroudering is wanneer er nieuwe
producten of onderdelen op de markt zijn die de jongste technische kennis hebben.
- Bederven van de voorraad: Wanneer het product over de houdbaarheidsdatum is.
- Opslagkosten: Deze moeten gefaciliteerd worden.
- Diefstal: Er worden in magazijnen voor voorzorgsmaatregelingen getroffen voor
diefstal.
- Schade: Zolang het product niet geleverd is ligt het schaderisico bij de producent.
- Divergente productie: Van 1 grondstof worden meerdere eindproducten gemaakt.
- Parallelle productie: Productie stromen die naast elkaar lopen (bijv hoestdrank en
pillen).
- Serie productie: Er wordt een hele serie van het eindproduct gemaakt.
- Convergente productie: Verschillende deelprocessen komen bij elkaar samen (eerst
worden de pillen geproduceerd en daarna de verpakking en dan komen ze samen).
- Voorraadmanagement: Beheersen van de voorraad is heel belangrijk.
- Orders preparen: Aangestuurd door de verkooporders van de afdeling Verkoop zijn in
het magazijnmedewerkers of manieren bezig om deze orders te prepareren.
- Klantspecifiek afhandelen van orders: Hierbij spelen vragen als; aan wat voor soort
klant moet er geleverd worden? Is het een vaste klant die korting heeft? Moet er een
spaarkaart toegevoegd worden?
- Verzendklaar maken van order: De producten moeten ingepakt worden, de juiste
documenten moeten erbij.
- Verzenden van de order
Digitale
oplossing, is een digitaal registratiesysteem. Hierdoor zijn tussenschakels overbodig en
kunnen transacties en productinformatie automatisch doorgevoerd worden.
- Simulatie: Nabootsen van iets. Wordt gebruikt voor complexe logistieke problemen
binnen bedrijven te optimaliseren.
- Just-in-time: Door grondstoffen en onderdelen zo kort mogelijk voor gebruik op de
juiste plek te hebben.
- Supply chain management: Integrale ketenlogistiek; optimale afstemming van
productie en logistiek tussen verschillende bedrijven in de bedrijfskolom. Hierbij heb
je software voor nodig.
Alle activiteiten die gerelateerd zijn aan het
verkopen van een product of dienst.
- Product: T astbare producten, diensten, ideeën/concepten. Alles wat je op de markt
kan aanbieden om de klant in zijn behoeften te voorzien.
- Plaats: Alle activitetien om het producten of dienst beschikbaar te stellen aan de
doelgroep (klanten). Gaat vaak om distributie.
-> Plaats waar de consument het
product kan kopen -> soort distributiekanaal (winkel/outlet/internet). Doel->
eenvoudig toegang voor de consumenten en een efficiënt distributieproces.
- Prijs: De vergoeding voor het product of dienst. Factoren die de prijs bepalen ->
kostprijs, de markt, prijs van concurrentie, prijs die de klant bereid is om te betalen.
- Promotie: De communicatie om het product onder de aandacht te brengen van de
doelgroep. Bijvoorbeeld reclame. In de farmaceutische industrie is persoonlijke
verkoop (persoonlijk presenteren) en public relations (opbouwen van een goed
imago door bijv sponsoring) heel belangrijk.
- Personeel: Kwalificaties van het personeel (opleiding, klantvriendelijkheid,
deskundigheid).
- Politiek (in pharmacy): Besluitvorming is soms te beïnvloeden.
- Patiënt (in pharmacy): Verbeteren van therapietrouw, patiënt wordt steeds assertief
er, patiënten federaties.
- Gratis product : online apps
- Kosten + marge: Traditioneel product prijsmodel.
- Prijs gebaseerd op waarde voor de klant: Hoge belevingswaarde.
- Abonnement
- Prijs gebaseerd op volume klant omvang: veel klanten -> lage prijs
- Percentage per transactie (bijv bol.com)
- Lage productprijs, hoge prijs voor ondersteuning
- Lage productprijs, hoge prijs voor extra functie (bijv games)
- Lage productprijs, hoge prijs disposables (bijv printer en inkt)
- Premium-prijsstrategie: De aanbieder vraagt een iets hogere (premium) prijs dan de
belangrijkste concurrent.
- Follow-the-leader pricing: Hierbij stemt de aanbieder zijn prijs af op de prijs van de
marktleider bijv hypotheekrentes.
- Economische-prijsstrategie: Het bedrijf streeft de laagst mogelijke prijs na.
- Skimming of afroomstrategie: Deze strategie wordt vaak toegepast bij nieuwe
producten. Het bedrijf biedt het product aan tegen een prijs die hoog is in verhouding
tot de kostprijs of tot de prijs van vergelijkbare producten.
- Put out pricing: Met deze prijsstrategie probeert het bedrijf de belangrijkste
concurrenten uit de markt te stoten door een (flink) lagere prijs te bieden.
- Stay out pricing: Het bedrijf verovert een nieuwe markt met een dermate lage prijs
voor het product dat het voor een eventuele concurrent niet interessant is om de
markt te betreden.
- Analyse van de kansen en bedreigingen
- Onderzoek en selectie van de doelen
- Definitie van de marketingstrategie
- Planning van het marketingprogramma
- Organisatie en implementatie van het marketingprogramma
- Meting en evaluatie van de resultaten en eventueel herdefiniëring van de doelen
- Primaire onderzoek: Interviews, enquêtes.
- Secundaire onderzoek: Bronnen van zoals CBS, KvK ect.
Concurrentieanalyse ->
klantenanalyse -> promotie analyse -> offertetraject -> onderhandelingstraject ->
contractfase -> ontvangst bestelling -> versturen opdrachtbevestiging met
verkoopvoorwaarden -> de levering -> facturering -> ontvangst van de betaling.
Verkoopproces heeft
meerdere rollen in zich. De volgende onderdelen hebben invloed op de verkoop.
- Koper
- Gebruiker
- Beslisser
- Betaler
- Beïnvloeder
De inspanningen om de klant na de aanschaf
van het product of dienst tevreden te houden zoals helpdesk, onderhoud ect.
customer relations
management. Deelgebied van management dat zich bezighoudt met relatiebeheer met
klanten.
Leveren mensen
en middelen aan alle processen zodat het primaire proces zo goed mogelijk verloopt. Het
secundair proces van een bedrijf kan het primaire proces van een ander bedrijf zijn. Moeten
hun waarde bewijzen en niet alleen maar voor de kosten zorgen.
- Primaire proces gaat om de kernactiviteit en secundaire proces biedt ondersteuning.
- Primaire proces heeft meer verschil in leidinggeven terwijl secundaire proces meer
zelfstandig is.
- Primaire proces heeft meer afstemming in de schakels (efficiency) en secundaire
proces is gericht op effectiviteit.
- Primaire proces heeft lijnfuncties en secundaire proces heeft staffuncties.
- Ondersteunende processen worden vaak anders georganiseerd.
- Lijnfunctie: Primair. Er is eenheid van gezag (baas -> manager -> werknemer).
Worden verticaal getekend.
- Staffunctie: Secundair. Worden horizontaal getekend.
- Het opstellen van intern en extern communicatiebeleid.
- Het geven van communicatieadvies en -ondersteuning aan zowel de directie als
collega’s. Immers, iedere medewerker communiceert en levert daardoor een bijdrage
aan de reputatie van het bedrijf.
- Het verzorgen van in- en externe publicaties.
- Het onderhouden van contacten met de pers.
- Het beantwoorden van publieksvragen.
- Vertaalwerkzaamheden.
- Bewaken van de huisstijl.
Hierdoor kan een bedrijf uitleggen bijvoorbeeld hoe en waarom ze dingen aanpakken dat
zorgt ervoor dat het bedrijfsimago niet beschadigd.
Beeld dat van een bedrijf of organisatie bij
de buitenwacht bestaat.
Omdat communicatie ook belangrijk is voor het
bedrijfsimago en daar is communicatie voor nodig. Het kan bij bedrijven ook tot het primaire
proces behoren bijvoorbeeld bij de gemeente daar is de taak van bestuurders en
ambtenaren om te communiceren met de gemeente.
- Doelgroepanalyse: Identificeren en analyseren van de doelgroepen (intern/extern).
- Communicatiedoelstellingen: Het doel van de communicatie.
- Communicatiestrategie: Hoe gaat het bedrijf het doel bereiken.
- Communicatiemiddelen: Door middel van welk middel gaat het bedrijf het doel
bereiken.
- Communicatiestijl: Wat voor taal/beeldtaal/huisstijl.
- Evaluatie: Om te zorgen dat de communicatie gewaarborgd is wordt er geëvalueerd.
Houdt
zich bezig met het ontwikkelen en ontwerpen van nieuwe producten en procesinnovaties. Ze
houden continu in de gaten welke nieuwe ontwikkelingen er zijn. Ook doen ze zelf
onderzoek in hun sector gebied.
- T oegepast onderzoek: Bestaande wetenschappelijke kennis toegepast op het
analyseren en oplossen van praktijkproblemen.
- Fundamenteel onderzoek: Is gericht op de nieuwe wetenschappelijke kennis.
- Fase 1 vooronderzoek: Projectteam wordt samengesteld. Doelstellingen worden
vastgesteld.
- Fase 2 analyse: Wat is de doelgroep? Welke middelen worden er ingezet? Wat is het
programma van eisen?
- Fase 3 Conceptontwerp: Wordt er een gebruiksonderzoek gedaan en wordt er een
concept ontwikkeld op basis van schetsontwerp.
- Fase 4 detailontwerp: Wordt er nagedacht over de markt voorbereiding, optimalisatie
en productieproces. Het concept wordt geëvalueerd. En een projectplan wordt
opgesteld.
- Fase 5 realisatie: Wordt de marktintroductie van het product en het opstarten van de
productie van het product. Nadenken over de prijs, verpakking, distributie.
- Fase 6 nazorg: Klantentevredenheid, productevaluatie, projectafsluiting
De tijd die kost voordat iets op de markt
gezet kan worden.
Het idee bij HRM is dat mensen in bedrijven geen kostenpost vormen,
maar dat zijn zorgen voor opbrengsten.
- Aandacht voor instroom: Werving, selectie, introductie, stages, uitzendkrachten.
- Aandacht voor doorstroom: Door middel van loopbaanontwikkeling, opleiding,
functioneringsgesprekken, personeelsbeoordeling.
- Aandacht voor uitstroom: Ontslag- en exit interviews, outplacement.
- Aandacht voor beloning: Betalingen.
- Functie-inrichting: T aak Structuring, functie management. - Personeelsplanning: Staat aangegeven welke werknemers wanneer en waarvoor
ingezet moeten worden.
- Personeelsadministratie: Alles moet geregistreerd worden.
- Communicatie en voorlichting: Hierbij gaat het om contacten met de
ondernemingsraad, afdelingsoverleg, cao-onderhandelingen.
- Algemene administratie
- Boekhoudkundige administratie
- Loonadministratie
- Facturen administratie
- Managementinformatie: Gegevens waarmee managers bedrijfsprocessen kunnen
sturen.
- Controlfunctie: Functie in het bedrijf die door middel van administratie diverse
processen controleert.
Blockchain is een digitaal netwerk van boekhoudingen. Dit netwerk is een
gezamenlijk openbaar digitaal grootboek waarin alle transacties binnen het netwerk verwerkt
kunnen worden. Hierdoor gaat de administratie veel makkelijker en ook nauwkeuriger.
Een bedrijf kan aan kapitaal komen door een lening te
nemen van de bank, over het bedrijf zal wel rente betaald moeten worden. Ook heeft een
lening een bepaalde doorlooptijd waarin het geld terugbetaald moet worden. Een bedrijf kan
een hypotheek afsluiten voor het financieren van gebouwen. Een krediet is het
verschuldigde geld wat terugbetaald moet worden. Een bedrijf kan ook kapitaalgoederen
leasen, dit kan operational en financial lease. Operational lease daar zit het onderhoud,
verzekeringen en eventuele andere kosten nog bij. Financial lease zijn alleen de goederen.
Ieder bedrijf maakt rechts handelingen (eigendom, financieringsmogelijkheden,
aansprakelijkheid, publicatieplicht). Juridische afdeling zorgt voor contracten, wet- en
regelgeving, patenten, fiscaal-juridisch advies. Is niet uit te besteden vanwege de hoge
kosten.
- Leiding en eigendom: Wie zijn de eigenaren en wie heeft er zeggenschap.
- Financieringsmogelijkheden: Hoe gaat het bedrijf zaken betalen.
- Continuïteit: Wat gebeurt er als de eigenaar ermee stopt?
- Aansprakelijkheid: Wie is er aansprakelijk voor de rechtshandelingen die in naam
van het bedrijf worden gedaan?
- Fiscale consequenties: Winstbelasting, vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting,
box 1/2/3.
- Publicatieplicht: Wanneer en waar moet een bedrijf jaarstukken publiceren.
- Overname Gevaar: Zijn er aandeelhouders betrokken.
Houd zich bezig met verhuizing,
gebouw en onderhoud, beveiliging, veiligheid. Ondersteunende functie/afdeling die zich
bezighoudt met de huisvesting.
- Strategisch-tactische taken (lange termijn): Eigenaren moeten worden geïnformeerd
over de mogelijkheden van hun beslissingen voor het aanbieden van ruimte en
diensten.
- Operationele taken (korte termijn): Bestaan uit het realiseren van optimale, veilige en
kosteneffectieve omgeving voor het bedrijf of organisatie.
- Operationeel: Helpdesk, schoonmaak, afvalbeheer, koffieautomaten, vluchtwegen,
nooduitgangen.
- Veiligheid: Brandveiligheid, alarmsysteem, rookmelders, blussystemen,
risico-inventarisatie.
- Hygiëne: Naleven van de nationale en regionale wetten op het gebied van
gezondheid.
- Beveiliging: Controle op toegang en cameratoezicht.
- Onderhoud: Zowel aan gebouwen als systemen.
- Inspecties: Zaken moet regelmatig gecontroleerd worden zoals bliksemafleiders,
brandveiligheidssystemen, noodverlichting, arbeidsmiddelen enzo.
Is een ordening van het werk wat
uitgevoerd moet worden.
Een procedure is
een reeks instructies die in een bepaalde volgorde moet worden uitgevoerd. En een proces
zijn de gehele stappen bij elkaar.
Is een weergave
van alle processen bij het bedrijf.
Om alle processen aan te duiden.
Zorgt ervoor dat alle rollen en
verantwoordelijkheden weergegeven worden.
- ERP: Enterprise resource planning, is een computerprogramma die gebruikt wordt in
organisaties voor alle processen die in het bedrijf plaatsvinden.
- CRM: Customer relation management, zorgt voor het klantenrelatiebeheer.
- HRM: Human Resource Management, zorgt voor alle personeelszaken in het bedrijf.
- MIS: Management informatie systeem, is een computersysteem dat gegevens
geleverd over bedrijfsactiviteiten.
- QA/QC: Quality assurance, is er voor om de kwaliteit te waarborgen. Quality controle
is er voor om de product/dienst te controleren op eisen.
- FIN: Fiscaal identificatie nummer, wordt gebruikt om belastingplichtigen te
identificeren.
beschrijving van de gewenste informatiehuishouding binnen een organisatie en is afgeleid
van het informatiebeleid. Ook geeft het richting (en structuur) aan de architectuur van de
diverse informatiesystemen binnen een organisatie.
Hoe verloopt de informatie
communicatie binnen een bedrijf of organisatie.
Om alle digitale informatie goed en veilig te behouden en te
versturen.
- Outsourcing: Uitbesteden.
- Cloud computing: Beschikbaar stellen aan internet, software, hardware etc.
- Virtualisering: Systeem waar je iets mee kan virtualiseren.
- ERP: Primaire processen
- CRM: Secundaire processen
- HRM: Secundaire processen
- MIS: Primaire processen
- QA/QC: Secundaire processen
- FIN: Besturende processen
- Welke informatiebehoefte heeft het bedrijf (primaire proces)?
- Welke managementinformatie wil het management hebben om het bedrijf te kunnen
besturen?
- Op welke wijze (via welk medium) kun je deze informatie verspreiden?
Algemene
verordening gegevensbescherming, zijn regels over hoe bedrijven moeten omgaan met
persoonsgegevens.
Arbeidsdeling is het verdelen van taken over mensen binnen een bedrijf. Een
bedrijf kan gestructureerd worden eerst al het werk dat in het bedrijf in totaliteit verzet moet
worden op in de kleinst mogelijke delen. Daarna moeten de taken op logische wijze
gegroepeerd worden tot functies. Dan moeten de verschillende functies gegroepeerd
worden tot afdelingen. Vervolgens kunnen de afdelingen op verschillende manieren in het
bedrijf gepositioneerd worden.
De bevoegdheid, maar ook de plicht, van iemand om
een bepaalde activiteit uit te voeren.
- T aakverruiming: Het uitbreiden van het aantal taken dat iemand heeft.
- T aakroulatie: Wisselen van taken met iemand anders.
- T aakverrijking: Het takenpakket wordt uitgebreid met moeilijkere taken van een hoger
niveau.
- Arbeidsinhoud: Wat doet iemand precies.
- Arbeidsomstandigheden: De omstandigheden waarin iemand in moet werken.
- Arbeidsverhouding: Hoeveel macht heeft de functie.
- Arbeidsvoorwaarden: Dit gaat om de salaris en de secundaire arbeidsvoorwaarden.
- Functionele indeling: Alles wat te maken heeft met elkaar (dezelfde functie) is op een
afdeling gezet.
- Productindeling: Een groep producten die bepaald de indeling van het bedrijf. Binnen
iedere productgroep worden helemaal gespecialiseerd.
- Marktindeling: Kijkt in wat voor soort markt het bedrijf hun producten/dienst gaat
verkopen.
- Geografische indeling: Iedereen heeft zijn eigen geografisch gebied bijvoorbeeld
manager nederland, manager belgië ect.
In een
lijnfunctie werk je aan de producten van het bedrijf, in een staffunctie ondersteun en
adviseer je de diverse lijnafdelingen en in een ondersteunende functie geef je doorgaans
organisatorische of secretariële ondersteuning aan een persoon of afdeling.
- Lijnorganisatie: Duidelijkheid over het gezag, iedereen heeft 1 baas boven zich.
● Voordeel: Simple structuur, relatief niet zo’n dure medewerkers nodig.
● Nadeel: De onderste laag voelt zich vaak niet verbonden met de baas.
- Staforganisatie: Is geschikt met medewerkers met specialistisch kennis. Ze vallen
onder een manager en kunnen geen opdrachten geven aan de lijnmedewerkers.
- Matrixorganisatie: T eams rapporteren aan meerdere leidinggevenden.
● Voordelen: Gebruikt op een efficiënte manier. Het is flexibel en er is veel
samenwerking, mensen hebben vaak een extra taak.
● Nadelen: Er kan frustratie en verwarring ontstaan. Er is meer overleg nodig
en de samenwerking moet getraind worden.
- Lijn-staforganisatie: Lijnorganisatie (eenvoudig type organisatiestelsel met
functionele afdelingen) met daaraan toegevoegd een of meer
stafafdelingen/staffunctionarissen.
- Spanwijdte (span of control): Aantal medewerkers waar een leidinggevende direct
leiding geeft.
- Spandiepte (depth of control): Aantal medewerker waar een leidinggevende direct en
indirect leiding geeft.
- Omspanningsvermogen (scope of control): Aan hoeveel kan een leidinggeven in een
bepaalde situatie leiding geven.
- De grootte
- De levensfase
- De strategie
- De organisatieomgeving
- De in het bedrijf gebruikte technologie
De ongeschreven structuur,
medewerkers weten waar ze dingen moeten regelen. De sociale behoeften en verhoogt de
betrokkenheid van de medewerkers.
Hoe zorg je ervoor dat
in een bedrijf gedaan wordt wat er moet worden gedaan? Wat heb je daarvoor nodig? Dit is
de afstemming. Dit gaat verder dan alleen de planning, denk aan salarisbetalingen/
opleidingstrajecten/ inkoop van werkmaterialen ect.
- Regels: Er zijn regels binnen het bedrijf waar iedereen zich aan moet houden.
- Procedures: Deze moeten gevolgd worden.
- Hiërarchie: De baas heeft direct toezicht op de medewerker onder zich.
- Werkgroepen: Zij kunnen onderling elkaar helpen.
- Vergaderingen: Op nieuwe ideeën komen.
- Direct toezicht: De leidinggevende heeft direct toezicht op de medewerkers.
- Onderlinge afstemming: De medewerkers stemmen onderlinge afspraken af met
elkaar.
- Standaardisatie van werkprocessen: Procedures opstellen voor de medewerkers
(duidelijke regels).
- Standaardisatie van output: De medewerker weet wat het einddoel is en mag zelf
weten op welke manier hij/zijn daar komt.
- Standaardisatie van kennis en vaardigheden: Is afgesproken waaraan de
medewerker moet voldoen en wordt verwacht dat hij/zij dit ook naleeft.
- Standaardisatie van normen: Allemaal met dezelfde gedachte ergens aan werken is
minder afstemming nodig.
- Ondernemingsorganisatie: Structuur van een organisatie met weinig afdelingen,
gegroepeerd naar functie, geleid door de ondernemer/eigenaar zonder al te veel
werkvoorbereiding en regels.
- Machineorganisatie: Voorbeeld is een fastfoodketen of de apotheek, het bedrijf werkt
als een machine.
- Professionele organisatie: Werken professionals die dominant zijn in de organisatie
en niet de ondersteunende staf zoals ziekenhuis, hogeschool en advocatenkantoor.
- Gediversifieerde organisatie: Richten zich met meerdere producten of diensten
binnen verschillende vakgebieden op groepen afnemers die zich verschillend
gedragen en/of die geografisch verspreid zitten en/of die zelf in verschillende
markten opereren.
- Innovatieve organisatie: Vaak kleine organisaties, die zelfstandig zijn waar creativiteit
tot stand komt.
- Missionaire organisatie: Standaardisatie van normen, gedreven door een
gezamenlijke ideologie.
- Fase 1: Bedrijf groeit door de creativiteit van de werknemers aan het einde van deze
fase ontstaat een leiderschapscrisis doordat de leider de gegroeide organisatie niet
meer aan kan.
- Fase 2: Crisis wordt opgelost omdat de leider zijn/haar werkzaamheden deelt met
anderen. Door te weinig autonomie in zijn beslissingen ontstaat er een
autonomiecrisis
- Fase 3: De leiding geeft meer macht aan het middenkader. Hierdoor wordt de groei
beïnvloed en het middenkader krijgt meer ruimte voor nieuwe ideeën. dit leidt tot een
beheerscrisis.
- Fase 4: Er worden beheerst maatregelingen genomen. De toename van besturings-
en beheersingsmaatregelen in leiden tot een bureaucratiecrisis.
- Fase 5: Regels worden versoepeld. Hierdoor wordt de laatste fase bereikt; Groei
door samenwerking.
- Budgetteringsfunctie: Een begroting is een middel om geld toe te wijzen aan de
verschillende onderdelen en processen in het bedrijf.
- Financieringsfunctie: Een begroting dient aan te geven hoe alles dient te worden
gefinancierd.
- Beleidsfunctie: Een begroting geeft aan op welke manier het beleid uitgevoerd gaat
worden.
- Beheersfunctie: Een begroting geeft de kaders aan van het te voeren beleid.
- Autorisatiefunctie: In een begroting wordt aangegeven wie voor welk bedrag welke
uitgaven mag doen.
- Informatiefunctie: Een begroting bevat informatie die is bestemd voor vele
belanghebbende en belangstellenden.
Het controleren en sturen en bijsturen. Dus het tussentijds controleren of we nog op
planning lopen. De begroting moet eerst goedgekeurd worden, daarna moet hij gerealiseerd
worden. De begroting wordt nagecalculeerd in een jaarverslag en dan begint het volgende
jaar.
Een balans geeft een overzicht van de bezittingen
en schulden van een bedrijf. De verhouding (balans) van het geld dat in het bedrijf is
gestopt (passiva = schulden) en de middelen met dat geld zijn aangeschaft om zaken te
kunnen doen (activa = bezittingen). Een balans is altijd in evenwicht (optelsom is gelijk) en
er staat altijd een datum bij.
De bezittingen zijn de activa
en de schulden zijn de passiva.
- Activa: Dit zijn de bezittingen zoals machines, gebouwen, terreinen, grondstoffen,
halffabricaten.
-Vaste activa: Bezittingen voor langere tijd (gebouwen, terreinen, machines).
-Vlottende activa: Voorraden die het bedrijf in bezit heeft.
- Passiva: Dit zijn de schulden zoals het eigen vermogen, vreemd vermogen.
-Eigenvermogen: Het vermogen wat de eigenaar permanent tot beschikking
heeft voor het bedrijf.
-Vreemd vermogen lange termijn: Zoals investeerders, bank.
- Vreemd vermogen korte termijn: Zoals crediteuren (leveranciers).
Vaste activa (bedrijfsmiddelen) + Vlottende activa Eigen vermogen +
Vreemd vermogen lange termijn +
Vreemd vermogen korte termijn
= T otaal activa = T otaal passiva
- Verhouding tussen de vermogensbronnen (passiva): de vermogensstructuur
- Verhouding tussen de kapitaalgoederen (activa): de kapitaalstructuur
- Verhouding van bepaalde bestanddelen van het kapitaal tot bepaalde bestanddelen
van het vermogen.
Staat wat het bedrijf heeft omgezet en welke kosten er gemaakt
zijn. Er staat altijd een bepaalde periode bij.
Je kunt de posten op de winst- en verliesrekening benoemen en omschrijven:
Balans is altijd gelijk met een datum en winst- en
verliesrekening gaat over een periode en kan verschillen per periode.
- Kasstromen van een bedrijf: Is de stroom liquide middelen die een onderneming in-
en uitgaat.
- Balans van een bedrijf: De bank kijkt vooral naar de trends in de balans over de
verschillende jaren.
- Winstgevendheid van een bedrijf: Hoeveel winst het bedrijf gemaakt heeft.
In een balanced scorecard worden de prestaties van een bedrijf vanuit vier
verschillende invalshoeken bekeken;
- Financiële perspectief:
- Interne perspectief: Valt de productiviteit, hoe houdt het bedrijf aan regels, hoe heeft
het bedrijf de organisatie georganiseerd onder.
- Perspectief van de klant: Het klantenperspectief, klantentrouw, klanttevredenheid.
- Innovatieve perspectief: Het aantal nieuwe producten wat het bedrijf maakt.
Zijn kengetallen die managers
gebruiken voor het meten van de prestaties van het bedrijf en de sturing van die organisatie.
Dit zijn essentiële kengetallen (key performance indicators). KPI’s zijn indicatoren van
kritieke prestaties. Ze geven aan wat je moet doen om de bedrijfsprestatie dramatisch te
verbeteren en zijn verbonden aan de voor het bedrijf belangrijkste (kritiek noemen we dat)
processen. Financiële kengetallen zijn te delen in 4 onderdelen; rentabiliteit, solvabiliteit,
liquiditeit en activiteit.