Ovido
Language
  • English
  • Spanish
  • French
  • Portuguese
  • German
  • Italian
  • Dutch
  • Swedish
Text
  • Uppercase

User

  • Log in
  • Create account
  • Upgrade to Premium
Ovido
  • Home
  • Log in
  • Create account

bedrijfsvoering deel 2

Je kunt de overeenkomsten en verschillen aangeven tussen een organisatie, bedrijf
en onderneming:

Een organisatie is een blijvend menselijk samenwerkingsverband met
een gezamenlijk doel. Zodra de organisatie een product of dienst gaat aanbieden wordt het

een bedrijf. Een onderneming is een bedrijf met een winstoogmerk (wil winst maken). Een

bedrijf zonder winstoogmerk is een non-profit bedrijf. Een overeenkomst is dat ze veel

samenwerken.

Je kunt de kenmerken van een organisatie benoemen:

- De mens in de organisatie: Wordt door mensen gerund.
- De samenwerking in een organisatie: Een organisatie is een samenwerkingsverband

omdat dit veel meer kan bieden dan individueel. Hier komt het synergie-effect

(samen bereik je meer) bij te pas.

- Doelgerichtheid binnen een organisatie: Een organisatie is altijd gericht op een

bepaald doel.

- Continuïteit in een organisatie: Zorgen dat de organisatie blijft bestaan in de

toekomst (going-concern gedachte).

Je kunt beschrijven hoe een bedrijf werkt in algemene zin:

Bedrijven worden opgericht
met een bepaald doel om dit te bereiken wordt input veranderd (transformatieproces) in

output (het product/dienst).

Je kunt het vakgebied bedrijfskunde typeren:

Houdt zich bezig met het regelen,
organiseren, in elkaar zetten van bedrijven. Hierbij zijn stakeholders en de economische

situatie van belang. Andere vakgebieden worden bij bedrijfskunde gecombineerd, daarom

spreek je van een multidisciplinair karakter. Een bedrijfskundige is interdisciplinair van aard

(kennis van verschillende vakgebieden). Bedrijfskunde is een wetenschap omdat er

wetenschappelijke spelregels en bedrijfskundige theorieën worden toegepast. Maar het is

ook een kunde omdat het altijd over de praktijk gaat.

Je kunt de competenties van een bedrijfskundige benoemen:

- Analytisch inzicht
- Adviseren

- Samenwerken

- Communiceren

- Leiding kunnen geven

- Stressbestendigheid

Je kunt de competenties van een farmakundige benoemen:

- Analytisch inzicht
- Adviseren

- Samenwerken

- Communiceren

- Leiding kunnen geven

- Stressbestendigheid

Je kunt het primaire proces en de elementen ervan schetsen:

Zijn processen die direct
waarde toevoegen aan een product of dienst. Met het primaire proces wordt het gehele

waardetoevoeging proces bedoeld.

Je kunt het secundaire (ondersteunende) proces en de elementen ervan schetsen:

Ondersteunen het primaire proces om het primaire proces goed te laten verlopen.

Je kunt de verschillen tussen primaire en secundaire (ondersteunende) processen
aangeven en illustreren:

Wanneer het primaire proces wegvalt bij een bedrijf dan vervalt
meteen het bestaansrecht. Dit gebeurd niet bij de secundaire processen.

Je kunt het transformatieproces beschrijven:

Totstandkoming van een product of dienst
waarbij de fysieke of chemische samenstelling verandert.

Je kunt de invloed van blockchain op het primaire proces beschrijven:

Een blockchain
is een openbaar gemeenschappelijk register dat transacties en handelingen permanent

opslaat, via internet. Bedrijven kunnen dit gebruiken om het primaire proces zo efficiënt

mogelijk te laten verlopen. Het is handig als er veel transacties plaats moeten vinden, grote

aantallen partijen een rol spelen, dat er tussen een partij en een tijdschaal veel

afhankelijkheden zijn, complexiteit op grote schaal.

Je kunt de vijf stappen van het primaire proces beschrijven: ingaande logistiek,
productie, interne logistiek, marketing en verkoop, service en dienstverlening:

- Ingaande logistiek: Binnenkomen van grondstoffen, halffabrikaten,
productiemiddelen, personeel. Het wordt ingekocht via product related (zijn goederen

die direct nodig zijn voor het productieproces). Non product related kopen producten

in die niet direct voor de waardetoevoeging van het eindproduct zoals schoonmaak,

koffie. Inkoopproces wordt als volgt weergegeven; oriëntatie -> programma van eisen

-> selectie van leveranciers -> aanvragen van offertes -> onderhandelen met

leveranciers -> opstellen van een contract -> bestellen -> ontvangst van

goederen/dienst -> inboeken in de goederenadministratie -> betaling factuur ->

inboeken in de financiële administratie.

- Productie: Waarde wordt toegevoegd aan feitelijke, hier wordt ook wel van

transformatie gesproken.

- Interne logistiek: Hoe zorgt de onderneming ervoor dat het product tijdens de

productie op tijd op de juiste plek terechtkomt.

- Marketing en verkoop: Het is belangrijk voor het bedrijf dat het eindproduct verkocht

wordt. Door marketing kan het bedrijf niet-fysieke waarde toevoegen aan een

product.

- Service en dienstverlening: Dienstverlening heeft veel waardebeleving bij de klant.

Hierbij kunnen ze niet-fysieke waarde aan het eindproduct toevoegen.

Je kunt het inkoopproces beschrijven: proces:

Binnenkomen van grondstoffen,
halffabrikaten, productiemiddelen, personeel. Het wordt ingekocht via product related (zijn

goederen die direct nodig zijn voor het productieproces). Non product related kopen

producten in die niet direct voor de waardetoevoeging van het eindproduct zoals

schoonmaak, koffie.

Je kunt de soorten inkoopprocessen typeren:

- Directe inkoopprocessen: Dit betreft de inkoop van alles wat direct met het
eindproduct/dienst te maken heeft.

- Ondersteunende inkoopprocessen: Dit betreft de inkoop van alles wat

ondersteunend is, zoals onderhoud, energie, uitzendkrachten en kantoorartikelen.

Je kunt de stappen van het inkoopproces beschrijven:

oriëntatie -> programma van
eisen -> selectie van leveranciers -> aanvragen van offertes -> onderhandelen met

leveranciers -> opstellen van een contract -> bestellen -> ontvangst van goederen/dienst ->

inboeken in de goederenadministratie -> betaling factuur -> inboeken in de financiële

administratie.

Je kunt productieprocessen typeren:

- Stukproductie: Behandeling patiënt of aangepaste prothese.
- Serie: Een serie van geneesmiddelen die geproduceerd wordt. Dit gebeurd

discontinu (na een serie wordt er een andere serie gemaakt).

- Massa: Aan de lopende band.

- Continu: 24/7 gaat de productie door zoals suiker productie.

Je kunt beschrijven wat het klantorderontkoppelpunt (KOOP) inhoudt:

Klantenorderontkoppelpunt, is een punt in het hele productieproces van waar de productie
van de klanten wordt beheerst.

- Traject voor het KOOP: Wordt door voorraad gestuurd zoals de IKEA, zolang de

voorraad strekt kunnen klanten kopen.

- Traject na het KOOP: Wordt door klantorders gestuurd. Wanneer er een vraag komt

ga je het product in elkaar zetten.

Je kunt productie soorten typeren:

- Productie op order: Stuk-
, serieproductie.

- Productie op voorraad: Massaproductie.

- Materiaal voor elke order besteld: Stuk productie.

- Materiaal beschikbaar: Massa-

, continu productie.

Je kunt aspecten van productiemanagement aanduiden:

Hoe organiseer je de hele
productie. Hier spelen de effectiviteit en efficiëntie een rol dit door middel van de 5 M’s.

- Mensen

- Machines

- Methodes

- Materialen

- Money

Je kunt de onderdelen van het logistiek proces benoemen (inkomende logistiek,
interne logistiek, uitgaande logistiek):

- Inkomende logistiek: De inkoop, moet opgeslagen worden als voorraad.
- Interne logistiek/productieplanning: Van begin producten tot eindproduct (binnen het

bedrijf). Verplaatsing van grondstoffen en halffabricaten binnen het bedrijf.

- Uitgaande logistiek: Bestemming naar de klant.

Je kunt de schakels in de logistieke keten aangeven:

- Aanvoer: Proces inkomende logistiek. De grondstoffen en onderdelen die nodig zijn
voor de productie moeten vanuit de leverancier worden aangevoerd.

- Productie: Proces interne logistiek. Binnen het productieproces is er ook sprake van

een goederenstroom die beheerd moet worden.

- Opslag: Proces interne logistiek. Beheer van het magazijn en de voorraad is ook een

onderdeel van logistiek.

- Distributie: Proces uitgaande logistiek. Het pad dat het product van magazijn tot

consument aflegt.

- Transport: Inkomende, interne en uitgaande logistiek. Transport verbind alle hiervoor

genoemde stappen met elkaar.

- Informatiebeheer: All over. Informatiestromen moeten goed verwerkt worden om alle

logistieke processen goed te kunnen beheren.

Je kunt de belangrijke aspecten van inkomende logistiek opsommen en omschrijven
(o.a. voorraad):

Dat alle productiemiddelen op het juiste moment op de juiste plek worden
samengebracht zodat het feitelijke productieproces of transformatieproces kan plaatsvinden.

De kosten van het houden van voorraad worden bepaald door de volgende aspecten.

- Veroudering van de voorraad: T echnische veroudering is wanneer het product zijn

functionele eigenschappen verliest. Economische veroudering is wanneer er nieuwe

producten of onderdelen op de markt zijn die de jongste technische kennis hebben.

- Bederven van de voorraad: Wanneer het product over de houdbaarheidsdatum is.

- Opslagkosten: Deze moeten gefaciliteerd worden.

- Diefstal: Er worden in magazijnen voor voorzorgsmaatregelingen getroffen voor

diefstal.

- Schade: Zolang het product niet geleverd is ligt het schaderisico bij de producent.

Je kunt de belangrijke aspecten van interne logistiek opsommen en omschrijven (o.a.
grondvormen):

- Divergente productie: Van 1 grondstof worden meerdere eindproducten gemaakt.
- Parallelle productie: Productie stromen die naast elkaar lopen (bijv hoestdrank en

pillen).

- Serie productie: Er wordt een hele serie van het eindproduct gemaakt.

- Convergente productie: Verschillende deelprocessen komen bij elkaar samen (eerst

worden de pillen geproduceerd en daarna de verpakking en dan komen ze samen).

Je kunt de belangrijke aspecten van uitgaande logistiek opsommen en omschrijven:

- Voorraadmanagement: Beheersen van de voorraad is heel belangrijk.
- Orders preparen: Aangestuurd door de verkooporders van de afdeling Verkoop zijn in

het magazijnmedewerkers of manieren bezig om deze orders te prepareren.

- Klantspecifiek afhandelen van orders: Hierbij spelen vragen als; aan wat voor soort

klant moet er geleverd worden? Is het een vaste klant die korting heeft? Moet er een

spaarkaart toegevoegd worden?

- Verzendklaar maken van order: De producten moeten ingepakt worden, de juiste

documenten moeten erbij.

- Verzenden van de order

Je kunt de invloed van blockchain op het logistieke proces beschrijven:

Digitale
oplossing, is een digitaal registratiesysteem. Hierdoor zijn tussenschakels overbodig en

kunnen transacties en productinformatie automatisch doorgevoerd worden.

Je kunt de logistieke concepten simulatie, Just-in-time en supply chain management
omschrijven:

- Simulatie: Nabootsen van iets. Wordt gebruikt voor complexe logistieke problemen
binnen bedrijven te optimaliseren.

- Just-in-time: Door grondstoffen en onderdelen zo kort mogelijk voor gebruik op de

juiste plek te hebben.

- Supply chain management: Integrale ketenlogistiek; optimale afstemming van

productie en logistiek tussen verschillende bedrijven in de bedrijfskolom. Hierbij heb

je software voor nodig.

Je kunt het begrip marketing omschrijven:

Alle activiteiten die gerelateerd zijn aan het
verkopen van een product of dienst.

Je kunt de p’s van de marketingmix benoemen:

- Product: T astbare producten, diensten, ideeën/concepten. Alles wat je op de markt
kan aanbieden om de klant in zijn behoeften te voorzien.

- Plaats: Alle activitetien om het producten of dienst beschikbaar te stellen aan de

doelgroep (klanten). Gaat vaak om distributie.

-> Plaats waar de consument het

product kan kopen -> soort distributiekanaal (winkel/outlet/internet). Doel->

eenvoudig toegang voor de consumenten en een efficiënt distributieproces.

- Prijs: De vergoeding voor het product of dienst. Factoren die de prijs bepalen ->

kostprijs, de markt, prijs van concurrentie, prijs die de klant bereid is om te betalen.

- Promotie: De communicatie om het product onder de aandacht te brengen van de

doelgroep. Bijvoorbeeld reclame. In de farmaceutische industrie is persoonlijke

verkoop (persoonlijk presenteren) en public relations (opbouwen van een goed

imago door bijv sponsoring) heel belangrijk.

- Personeel: Kwalificaties van het personeel (opleiding, klantvriendelijkheid,

deskundigheid).

- Politiek (in pharmacy): Besluitvorming is soms te beïnvloeden.

- Patiënt (in pharmacy): Verbeteren van therapietrouw, patiënt wordt steeds assertief

er, patiënten federaties.

Je kunt de 9 basisprincipes voor het bepalen van de prijs benoemen:

- Gratis product : online apps
- Kosten + marge: Traditioneel product prijsmodel.

- Prijs gebaseerd op waarde voor de klant: Hoge belevingswaarde.

- Abonnement

- Prijs gebaseerd op volume klant omvang: veel klanten -> lage prijs

- Percentage per transactie (bijv bol.com)

- Lage productprijs, hoge prijs voor ondersteuning

- Lage productprijs, hoge prijs voor extra functie (bijv games)

- Lage productprijs, hoge prijs disposables (bijv printer en inkt)

Je kunt de 7 prijsstrategieën benoemen:

- Premium-prijsstrategie: De aanbieder vraagt een iets hogere (premium) prijs dan de
belangrijkste concurrent.

- Follow-the-leader pricing: Hierbij stemt de aanbieder zijn prijs af op de prijs van de

marktleider bijv hypotheekrentes.

- Economische-prijsstrategie: Het bedrijf streeft de laagst mogelijke prijs na.

- Skimming of afroomstrategie: Deze strategie wordt vaak toegepast bij nieuwe

producten. Het bedrijf biedt het product aan tegen een prijs die hoog is in verhouding

tot de kostprijs of tot de prijs van vergelijkbare producten.

- Put out pricing: Met deze prijsstrategie probeert het bedrijf de belangrijkste

concurrenten uit de markt te stoten door een (flink) lagere prijs te bieden.

- Stay out pricing: Het bedrijf verovert een nieuwe markt met een dermate lage prijs

voor het product dat het voor een eventuele concurrent niet interessant is om de

markt te betreden.

Je kunt de stappen voor het maken van een marketingplan benoemen:

- Analyse van de kansen en bedreigingen
- Onderzoek en selectie van de doelen

- Definitie van de marketingstrategie

- Planning van het marketingprogramma

- Organisatie en implementatie van het marketingprogramma

- Meting en evaluatie van de resultaten en eventueel herdefiniëring van de doelen

Je kunt aspecten van marktonderzoek benoemen:

- Primaire onderzoek: Interviews, enquêtes.
- Secundaire onderzoek: Bronnen van zoals CBS, KvK ect.

Je kunt de stappen van het verkoopproces benoemen:

Concurrentieanalyse ->
klantenanalyse -> promotie analyse -> offertetraject -> onderhandelingstraject ->

contractfase -> ontvangst bestelling -> versturen opdrachtbevestiging met

verkoopvoorwaarden -> de levering -> facturering -> ontvangst van de betaling.

Je kunt het begrip Decision Making Unit (DMU) definiëren:

Verkoopproces heeft
meerdere rollen in zich. De volgende onderdelen hebben invloed op de verkoop.

- Koper

- Gebruiker

- Beslisser

- Betaler

- Beïnvloeder

Je kunt het belang van service aangeven:

De inspanningen om de klant na de aanschaf
van het product of dienst tevreden te houden zoals helpdesk, onderhoud ect.

Je kunt de begrippen relatiebeheer en CRM beschrijven:

customer relations
management. Deelgebied van management dat zich bezighoudt met relatiebeheer met

klanten.

Je kunt omschrijven wat ondersteunende/secundaire processen zijn:

Leveren mensen
en middelen aan alle processen zodat het primaire proces zo goed mogelijk verloopt. Het

secundair proces van een bedrijf kan het primaire proces van een ander bedrijf zijn. Moeten

hun waarde bewijzen en niet alleen maar voor de kosten zorgen.

Je kunt de verschillen aangeven tussen het primaire en het secundaire
(ondersteunende) proces:

- Primaire proces gaat om de kernactiviteit en secundaire proces biedt ondersteuning.
- Primaire proces heeft meer verschil in leidinggeven terwijl secundaire proces meer

zelfstandig is.

- Primaire proces heeft meer afstemming in de schakels (efficiency) en secundaire

proces is gericht op effectiviteit.

- Primaire proces heeft lijnfuncties en secundaire proces heeft staffuncties.

- Ondersteunende processen worden vaak anders georganiseerd.

Je kunt op eenvoudige wijze grafisch het verschil weergeven tussen het primaire en
het secundaire (ondersteunende) proces:

- Lijnfunctie: Primair. Er is eenheid van gezag (baas -> manager -> werknemer).
Worden verticaal getekend.

- Staffunctie: Secundair. Worden horizontaal getekend.

Je kunt aangeven welke taken een afdeling communicatie kan hebben in een
organisatie:

- Het opstellen van intern en extern communicatiebeleid.
- Het geven van communicatieadvies en -ondersteuning aan zowel de directie als

collega’s. Immers, iedere medewerker communiceert en levert daardoor een bijdrage

aan de reputatie van het bedrijf.

- Het verzorgen van in- en externe publicaties.

- Het onderhouden van contacten met de pers.

- Het beantwoorden van publieksvragen.

- Vertaalwerkzaamheden.

- Bewaken van de huisstijl.

Je kunt aangeven wat het belang is van goede communicatie in een organisatie:

Hierdoor kan een bedrijf uitleggen bijvoorbeeld hoe en waarom ze dingen aanpakken dat
zorgt ervoor dat het bedrijfsimago niet beschadigd.

Je kunt het begrip bedrijfsimago omschrijven:

Beeld dat van een bedrijf of organisatie bij
de buitenwacht bestaat.

Je kunt aangeven waarom communicatie zowel tot het primaire als het secundaire
(ondersteunende) proces kan horen:

Omdat communicatie ook belangrijk is voor het
bedrijfsimago en daar is communicatie voor nodig. Het kan bij bedrijven ook tot het primaire

proces behoren bijvoorbeeld bij de gemeente daar is de taak van bestuurders en

ambtenaren om te communiceren met de gemeente.

Je kunt de stappen voor het ontwikkelen van communicatiebeleid beschrijven:

- Doelgroepanalyse: Identificeren en analyseren van de doelgroepen (intern/extern).
- Communicatiedoelstellingen: Het doel van de communicatie.

- Communicatiestrategie: Hoe gaat het bedrijf het doel bereiken.

- Communicatiemiddelen: Door middel van welk middel gaat het bedrijf het doel

bereiken.

- Communicatiestijl: Wat voor taal/beeldtaal/huisstijl.

- Evaluatie: Om te zorgen dat de communicatie gewaarborgd is wordt er geëvalueerd.

Je kunt de taken en de rol van de afdeling research en development benoemen:

Houdt
zich bezig met het ontwikkelen en ontwerpen van nieuwe producten en procesinnovaties. Ze

houden continu in de gaten welke nieuwe ontwikkelingen er zijn. Ook doen ze zelf

onderzoek in hun sector gebied.

Je kunt het verschil tussen fundamenteel en toegepast onderzoek aangeven:

- T oegepast onderzoek: Bestaande wetenschappelijke kennis toegepast op het
analyseren en oplossen van praktijkproblemen.

- Fundamenteel onderzoek: Is gericht op de nieuwe wetenschappelijke kennis.

Je kunt de verschillende fasen van het ontwikkelproces beschrijven:

- Fase 1 vooronderzoek: Projectteam wordt samengesteld. Doelstellingen worden
vastgesteld.

- Fase 2 analyse: Wat is de doelgroep? Welke middelen worden er ingezet? Wat is het

programma van eisen?

- Fase 3 Conceptontwerp: Wordt er een gebruiksonderzoek gedaan en wordt er een

concept ontwikkeld op basis van schetsontwerp.

- Fase 4 detailontwerp: Wordt er nagedacht over de markt voorbereiding, optimalisatie

en productieproces. Het concept wordt geëvalueerd. En een projectplan wordt

opgesteld.

- Fase 5 realisatie: Wordt de marktintroductie van het product en het opstarten van de

productie van het product. Nadenken over de prijs, verpakking, distributie.

- Fase 6 nazorg: Klantentevredenheid, productevaluatie, projectafsluiting

Je kunt het begrip time to market omschrijven:

De tijd die kost voordat iets op de markt
gezet kan worden.

Je kunt het verschil aangeven tussen personeelsbeleid en human resources
management (HRM):

Het idee bij HRM is dat mensen in bedrijven geen kostenpost vormen,
maar dat zijn zorgen voor opbrengsten.

Je kunt de instrumenten van HRM benoemen en beschrijven:

- Aandacht voor instroom: Werving, selectie, introductie, stages, uitzendkrachten.
- Aandacht voor doorstroom: Door middel van loopbaanontwikkeling, opleiding,

functioneringsgesprekken, personeelsbeoordeling.

- Aandacht voor uitstroom: Ontslag- en exit interviews, outplacement.

- Aandacht voor beloning: Betalingen.

- Functie-inrichting: T aak Structuring, functie management. - Personeelsplanning: Staat aangegeven welke werknemers wanneer en waarvoor

ingezet moeten worden.

- Personeelsadministratie: Alles moet geregistreerd worden.

- Communicatie en voorlichting: Hierbij gaat het om contacten met de

ondernemingsraad, afdelingsoverleg, cao-onderhandelingen.

Je kunt de verschillende administraties vormen benoemen:

- Algemene administratie
- Boekhoudkundige administratie

- Loonadministratie

- Facturen administratie

Je kunt de begrippen managementinformatie en control functie omschrijven:

- Managementinformatie: Gegevens waarmee managers bedrijfsprocessen kunnen
sturen.

- Controlfunctie: Functie in het bedrijf die door middel van administratie diverse

processen controleert.

Je kunt de invloed van blockchain op financiële en administratieve processen
beschrijven:

Blockchain is een digitaal netwerk van boekhoudingen. Dit netwerk is een
gezamenlijk openbaar digitaal grootboek waarin alle transacties binnen het netwerk verwerkt

kunnen worden. Hierdoor gaat de administratie veel makkelijker en ook nauwkeuriger.

Je kunt aangeven op welke manieren een bedrijf aan kapitaal kan komen en de
bijhorende begrippen omschrijven (rente, looptijd, hypotheek, krediet, leningen,

operational en financial lease):

Een bedrijf kan aan kapitaal komen door een lening te
nemen van de bank, over het bedrijf zal wel rente betaald moeten worden. Ook heeft een

lening een bepaalde doorlooptijd waarin het geld terugbetaald moet worden. Een bedrijf kan

een hypotheek afsluiten voor het financieren van gebouwen. Een krediet is het

verschuldigde geld wat terugbetaald moet worden. Een bedrijf kan ook kapitaalgoederen

leasen, dit kan operational en financial lease. Operational lease daar zit het onderhoud,

verzekeringen en eventuele andere kosten nog bij. Financial lease zijn alleen de goederen.

Je kunt de rol beschrijven van een juridisch medewerker en van een juridische
afdeling:

Ieder bedrijf maakt rechts handelingen (eigendom, financieringsmogelijkheden,
aansprakelijkheid, publicatieplicht). Juridische afdeling zorgt voor contracten, wet- en

regelgeving, patenten, fiscaal-juridisch advies. Is niet uit te besteden vanwege de hoge

kosten.

Je kunt aangeven welke verschillende rechtsvormen bestaan:

- Leiding en eigendom: Wie zijn de eigenaren en wie heeft er zeggenschap.
- Financieringsmogelijkheden: Hoe gaat het bedrijf zaken betalen.

- Continuïteit: Wat gebeurt er als de eigenaar ermee stopt?

- Aansprakelijkheid: Wie is er aansprakelijk voor de rechtshandelingen die in naam

van het bedrijf worden gedaan?

- Fiscale consequenties: Winstbelasting, vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting,

box 1/2/3.

- Publicatieplicht: Wanneer en waar moet een bedrijf jaarstukken publiceren.

- Overname Gevaar: Zijn er aandeelhouders betrokken.

Je kunt aangeven wat facilitair management inhoudt:

Houd zich bezig met verhuizing,
gebouw en onderhoud, beveiliging, veiligheid. Ondersteunende functie/afdeling die zich

bezighoudt met de huisvesting.

Je kunt aangeven wat de strategisch-tactische taken en wat de operationele taken zijn
van een facilitaire afdeling:

- Strategisch-tactische taken (lange termijn): Eigenaren moeten worden geïnformeerd
over de mogelijkheden van hun beslissingen voor het aanbieden van ruimte en

diensten.

- Operationele taken (korte termijn): Bestaan uit het realiseren van optimale, veilige en

kosteneffectieve omgeving voor het bedrijf of organisatie.

Je kunt de deelgebieden van facilitair management beschrijven:

- Operationeel: Helpdesk, schoonmaak, afvalbeheer, koffieautomaten, vluchtwegen,
nooduitgangen.

- Veiligheid: Brandveiligheid, alarmsysteem, rookmelders, blussystemen,

risico-inventarisatie.

- Hygiëne: Naleven van de nationale en regionale wetten op het gebied van

gezondheid.

- Beveiliging: Controle op toegang en cameratoezicht.

- Onderhoud: Zowel aan gebouwen als systemen.

- Inspecties: Zaken moet regelmatig gecontroleerd worden zoals bliksemafleiders,

brandveiligheidssystemen, noodverlichting, arbeidsmiddelen enzo.

Je kunt beschrijven wat een bedrijfsproces is:

Is een ordening van het werk wat
uitgevoerd moet worden.

Je kunt het verschil benoemen tussen een proces en een procedure:

Een procedure is
een reeks instructies die in een bepaalde volgorde moet worden uitgevoerd. En een proces

zijn de gehele stappen bij elkaar.

Je kunt het begrip Business Process Modelling (BPM) beschrijven:

Is een weergave
van alle processen bij het bedrijf.

Je kunt aangeven waarvoor BPM wordt gebruikt

Om alle processen aan te duiden.

Je kunt de RACI-systematiek benoemen:

Zorgt ervoor dat alle rollen en
verantwoordelijkheden weergegeven worden.

Je kunt de termen classificeren van de volgende bedrijfssystemen ERP – CRM – HRM
– MIS – QA/QC – FIN:

- ERP: Enterprise resource planning, is een computerprogramma die gebruikt wordt in
organisaties voor alle processen die in het bedrijf plaatsvinden.

- CRM: Customer relation management, zorgt voor het klantenrelatiebeheer.

- HRM: Human Resource Management, zorgt voor alle personeelszaken in het bedrijf.

- MIS: Management informatie systeem, is een computersysteem dat gegevens

geleverd over bedrijfsactiviteiten.

- QA/QC: Quality assurance, is er voor om de kwaliteit te waarborgen. Quality controle

is er voor om de product/dienst te controleren op eisen.

- FIN: Fiscaal identificatie nummer, wordt gebruikt om belastingplichtigen te

identificeren.

Je kunt aangeven waartoe een Informatieplan dient binnen een organisatie:

beschrijving van de gewenste informatiehuishouding binnen een organisatie en is afgeleid
van het informatiebeleid. Ook geeft het richting (en structuur) aan de architectuur van de

diverse informatiesystemen binnen een organisatie.

Je kunt het begrip informatievoorziening definiëren:

Hoe verloopt de informatie
communicatie binnen een bedrijf of organisatie.

Je kunt aangeven op welke manieren ICT van belang is voor bedrijven en organisaties
en wat de rol van ICT kan zijn:

Om alle digitale informatie goed en veilig te behouden en te
versturen.

Je kunt de ICT-begrippen outsourcing, cloud computing, virtualisering typeren:

- Outsourcing: Uitbesteden.
- Cloud computing: Beschikbaar stellen aan internet, software, hardware etc.

- Virtualisering: Systeem waar je iets mee kan virtualiseren.

Je kunt de bedrijfsprocessen benoemen die met een van de systemen ERP – CRM –
HRM – MIS – QA/QC – FIN worden ondersteund:

- ERP: Primaire processen
- CRM: Secundaire processen

- HRM: Secundaire processen

- MIS: Primaire processen

- QA/QC: Secundaire processen

- FIN: Besturende processen

Je kunt aangeven op welke drie vragen een ondersteunende ICT-afdeling in een
bedrijf antwoord moet geven:

- Welke informatiebehoefte heeft het bedrijf (primaire proces)?
- Welke managementinformatie wil het management hebben om het bedrijf te kunnen

besturen?

- Op welke wijze (via welk medium) kun je deze informatie verspreiden?

Je kunt benoemen waar het begrip AVG voor staat en wordt gebruikt:

Algemene
verordening gegevensbescherming, zijn regels over hoe bedrijven moeten omgaan met

persoonsgegevens.

Je kunt aangeven hoe een bedrijf gestructureerd kan worden en wat arbeidsdeling
inhoudt:

Arbeidsdeling is het verdelen van taken over mensen binnen een bedrijf. Een
bedrijf kan gestructureerd worden eerst al het werk dat in het bedrijf in totaliteit verzet moet

worden op in de kleinst mogelijke delen. Daarna moeten de taken op logische wijze

gegroepeerd worden tot functies. Dan moeten de verschillende functies gegroepeerd

worden tot afdelingen. Vervolgens kunnen de afdelingen op verschillende manieren in het

bedrijf gepositioneerd worden.

Je kunt het begrip taak beschrijven:

De bevoegdheid, maar ook de plicht, van iemand om
een bepaalde activiteit uit te voeren.

Je kunt de drie manieren beschrijven die F . Herzberg aangeeft om werknemers
gemotiveerd te houden:

- T aakverruiming: Het uitbreiden van het aantal taken dat iemand heeft.
- T aakroulatie: Wisselen van taken met iemand anders.

- T aakverrijking: Het takenpakket wordt uitgebreid met moeilijkere taken van een hoger

niveau.

Je kunt de vier a’s van een functieanalyse omschrijven:

- Arbeidsinhoud: Wat doet iemand precies.
- Arbeidsomstandigheden: De omstandigheden waarin iemand in moet werken.

- Arbeidsverhouding: Hoeveel macht heeft de functie.

- Arbeidsvoorwaarden: Dit gaat om de salaris en de secundaire arbeidsvoorwaarden.

Je kunt beschrijven hoe functies gegroepeerd kunnen worden in een afdeling en de
betreffende indeling aangeven. Je kunt deze indelingen grafisch weergeven:

- Functionele indeling: Alles wat te maken heeft met elkaar (dezelfde functie) is op een
afdeling gezet.

- Productindeling: Een groep producten die bepaald de indeling van het bedrijf. Binnen

iedere productgroep worden helemaal gespecialiseerd.

- Marktindeling: Kijkt in wat voor soort markt het bedrijf hun producten/dienst gaat

verkopen.

- Geografische indeling: Iedereen heeft zijn eigen geografisch gebied bijvoorbeeld

manager nederland, manager belgië ect.

Je kunt benoemen wat het verschil is tussen een lijn- en een staffunctie:

In een
lijnfunctie werk je aan de producten van het bedrijf, in een staffunctie ondersteun en

adviseer je de diverse lijnafdelingen en in een ondersteunende functie geef je doorgaans

organisatorische of secretariële ondersteuning aan een persoon of afdeling.

Je kunt de drie genoemde organisatiestelsels (lijnorganisatie, lijn-staforganisatie en
matrixorganisatie) beschrijven, grafisch weergeven en de voordelen en nadelen ervan

weergeven:

- Lijnorganisatie: Duidelijkheid over het gezag, iedereen heeft 1 baas boven zich.
● Voordeel: Simple structuur, relatief niet zo’n dure medewerkers nodig.

● Nadeel: De onderste laag voelt zich vaak niet verbonden met de baas.

- Staforganisatie: Is geschikt met medewerkers met specialistisch kennis. Ze vallen

onder een manager en kunnen geen opdrachten geven aan de lijnmedewerkers.

- Matrixorganisatie: T eams rapporteren aan meerdere leidinggevenden.

● Voordelen: Gebruikt op een efficiënte manier. Het is flexibel en er is veel

samenwerking, mensen hebben vaak een extra taak.

● Nadelen: Er kan frustratie en verwarring ontstaan. Er is meer overleg nodig

en de samenwerking moet getraind worden.

- Lijn-staforganisatie: Lijnorganisatie (eenvoudig type organisatiestelsel met

functionele afdelingen) met daaraan toegevoegd een of meer

stafafdelingen/staffunctionarissen.

Je kunt de begrippen span of control, depth of control en scope of control
omschrijven:

- Spanwijdte (span of control): Aantal medewerkers waar een leidinggevende direct
leiding geeft.

- Spandiepte (depth of control): Aantal medewerker waar een leidinggevende direct en

indirect leiding geeft.

- Omspanningsvermogen (scope of control): Aan hoeveel kan een leidinggeven in een

bepaalde situatie leiding geven.

Je kunt de factoren benoemen die organisatiestructurering in een bedrijf beïnvloeden:

- De grootte
- De levensfase

- De strategie

- De organisatieomgeving

- De in het bedrijf gebruikte technologie

Je kunt het begrip informele organisatie omschrijven:

De ongeschreven structuur,
medewerkers weten waar ze dingen moeten regelen. De sociale behoeften en verhoogt de

betrokkenheid van de medewerkers.

Je kunt omschrijven wat coördinatie in een organisatie betekent:

Hoe zorg je ervoor dat
in een bedrijf gedaan wordt wat er moet worden gedaan? Wat heb je daarvoor nodig? Dit is

de afstemming. Dit gaat verder dan alleen de planning, denk aan salarisbetalingen/

opleidingstrajecten/ inkoop van werkmaterialen ect.

Je kunt algemene vormen van coördinatie omschrijven (regels, procedures,
hiërarchie, werkgroepen en vergaderingen):

- Regels: Er zijn regels binnen het bedrijf waar iedereen zich aan moet houden.
- Procedures: Deze moeten gevolgd worden.

- Hiërarchie: De baas heeft direct toezicht op de medewerker onder zich.

- Werkgroepen: Zij kunnen onderling elkaar helpen.

- Vergaderingen: Op nieuwe ideeën komen.

Je kunt de coördinatiemechanismen van Mintzberg omschrijven:

- Direct toezicht: De leidinggevende heeft direct toezicht op de medewerkers.
- Onderlinge afstemming: De medewerkers stemmen onderlinge afspraken af met

elkaar.

- Standaardisatie van werkprocessen: Procedures opstellen voor de medewerkers

(duidelijke regels).

- Standaardisatie van output: De medewerker weet wat het einddoel is en mag zelf

weten op welke manier hij/zijn daar komt.

- Standaardisatie van kennis en vaardigheden: Is afgesproken waaraan de

medewerker moet voldoen en wordt verwacht dat hij/zij dit ook naleeft.

- Standaardisatie van normen: Allemaal met dezelfde gedachte ergens aan werken is

minder afstemming nodig.

Je kunt de organisatiestructuren van Mintzberg omschrijven:

- Ondernemingsorganisatie: Structuur van een organisatie met weinig afdelingen,
gegroepeerd naar functie, geleid door de ondernemer/eigenaar zonder al te veel

werkvoorbereiding en regels.

- Machineorganisatie: Voorbeeld is een fastfoodketen of de apotheek, het bedrijf werkt

als een machine.

- Professionele organisatie: Werken professionals die dominant zijn in de organisatie

en niet de ondersteunende staf zoals ziekenhuis, hogeschool en advocatenkantoor.

- Gediversifieerde organisatie: Richten zich met meerdere producten of diensten

binnen verschillende vakgebieden op groepen afnemers die zich verschillend

gedragen en/of die geografisch verspreid zitten en/of die zelf in verschillende

markten opereren.

- Innovatieve organisatie: Vaak kleine organisaties, die zelfstandig zijn waar creativiteit

tot stand komt.

- Missionaire organisatie: Standaardisatie van normen, gedreven door een

gezamenlijke ideologie.

Je kunt de groeifasen van Greiner omschrijven:

- Fase 1: Bedrijf groeit door de creativiteit van de werknemers aan het einde van deze
fase ontstaat een leiderschapscrisis doordat de leider de gegroeide organisatie niet

meer aan kan.

- Fase 2: Crisis wordt opgelost omdat de leider zijn/haar werkzaamheden deelt met

anderen. Door te weinig autonomie in zijn beslissingen ontstaat er een

autonomiecrisis

- Fase 3: De leiding geeft meer macht aan het middenkader. Hierdoor wordt de groei

beïnvloed en het middenkader krijgt meer ruimte voor nieuwe ideeën. dit leidt tot een

beheerscrisis.

- Fase 4: Er worden beheerst maatregelingen genomen. De toename van besturings-

en beheersingsmaatregelen in leiden tot een bureaucratiecrisis.

- Fase 5: Regels worden versoepeld. Hierdoor wordt de laatste fase bereikt; Groei

door samenwerking.

Je kunt aangeven wat de functies van een begroting zijn:

- Budgetteringsfunctie: Een begroting is een middel om geld toe te wijzen aan de
verschillende onderdelen en processen in het bedrijf.

- Financieringsfunctie: Een begroting dient aan te geven hoe alles dient te worden

gefinancierd.

- Beleidsfunctie: Een begroting geeft aan op welke manier het beleid uitgevoerd gaat

worden.

- Beheersfunctie: Een begroting geeft de kaders aan van het te voeren beleid.

- Autorisatiefunctie: In een begroting wordt aangegeven wie voor welk bedrag welke

uitgaven mag doen.

- Informatiefunctie: Een begroting bevat informatie die is bestemd voor vele

belanghebbende en belangstellenden.

Je kunt de financiële planning- en controlcyclus beschrijven en grafisch weergeven:

Het controleren en sturen en bijsturen. Dus het tussentijds controleren of we nog op
planning lopen. De begroting moet eerst goedgekeurd worden, daarna moet hij gerealiseerd

worden. De begroting wordt nagecalculeerd in een jaarverslag en dan begint het volgende

jaar.

Je kunt omschrijven wat een balans is:

Een balans geeft een overzicht van de bezittingen
en schulden van een bedrijf. De verhouding (balans) van het geld dat in het bedrijf is

gestopt (passiva = schulden) en de middelen met dat geld zijn aangeschaft om zaken te

kunnen doen (activa = bezittingen). Een balans is altijd in evenwicht (optelsom is gelijk) en

er staat altijd een datum bij.

Je kunt het verschil tussen activa en passiva omschrijven:

De bezittingen zijn de activa
en de schulden zijn de passiva.

Je kunt de balansposten benoemen en omschrijven:

- Activa: Dit zijn de bezittingen zoals machines, gebouwen, terreinen, grondstoffen,
halffabricaten.

-Vaste activa: Bezittingen voor langere tijd (gebouwen, terreinen, machines).

-Vlottende activa: Voorraden die het bedrijf in bezit heeft.

- Passiva: Dit zijn de schulden zoals het eigen vermogen, vreemd vermogen.

-Eigenvermogen: Het vermogen wat de eigenaar permanent tot beschikking

heeft voor het bedrijf.

-Vreemd vermogen lange termijn: Zoals investeerders, bank.

- Vreemd vermogen korte termijn: Zoals crediteuren (leveranciers).

Je kunt de vaste volgorde op een balans beschrijven:

Vaste activa (bedrijfsmiddelen) + Vlottende activa Eigen vermogen +
Vreemd vermogen lange termijn +

Vreemd vermogen korte termijn

= T otaal activa = T otaal passiva

Je kunt aangeven welke drie zaken voor de beoordeling van de balans van belang
zijn:

- Verhouding tussen de vermogensbronnen (passiva): de vermogensstructuur
- Verhouding tussen de kapitaalgoederen (activa): de kapitaalstructuur

- Verhouding van bepaalde bestanddelen van het kapitaal tot bepaalde bestanddelen

van het vermogen.

Je kunt beschrijven en wat een winst- en verliesrekening is en wat een winst- en
verliesrekening aangeeft:

Staat wat het bedrijf heeft omgezet en welke kosten er gemaakt
zijn. Er staat altijd een bepaalde periode bij.

Je kunt de posten op de winst- en verliesrekening benoemen en omschrijven:

Je kunt de posten op de winst- en verliesrekening benoemen en omschrijven:

Je kunt het verschil tussen de balans en de winst- en verliesrekening omschrijven en
het verband tussen die twee aangeven:

Balans is altijd gelijk met een datum en winst- en
verliesrekening gaat over een periode en kan verschillen per periode.

Je kunt aangeven waar een bank naar kijkt bij de beoordeling van bedrijven: de
kasstromen van een bedrijf (inkomsten en uitgaven), de balans van een bedrijf, de

winstgevendheid van een bedrijf en bepaalde ratio’s:

- Kasstromen van een bedrijf: Is de stroom liquide middelen die een onderneming in-
en uitgaat.

- Balans van een bedrijf: De bank kijkt vooral naar de trends in de balans over de

verschillende jaren.

- Winstgevendheid van een bedrijf: Hoeveel winst het bedrijf gemaakt heeft.

Je kunt het model van de Balanced scorecard beschrijven en de vier perspectieven
beschrijven:

In een balanced scorecard worden de prestaties van een bedrijf vanuit vier
verschillende invalshoeken bekeken;

- Financiële perspectief:

- Interne perspectief: Valt de productiviteit, hoe houdt het bedrijf aan regels, hoe heeft

het bedrijf de organisatie georganiseerd onder.

- Perspectief van de klant: Het klantenperspectief, klantentrouw, klanttevredenheid.

- Innovatieve perspectief: Het aantal nieuwe producten wat het bedrijf maakt.

Je kunt het begrip managementkengetallen definiëren:

Zijn kengetallen die managers
gebruiken voor het meten van de prestaties van het bedrijf en de sturing van die organisatie.

Dit zijn essentiële kengetallen (key performance indicators). KPI’s zijn indicatoren van

kritieke prestaties. Ze geven aan wat je moet doen om de bedrijfsprestatie dramatisch te

verbeteren en zijn verbonden aan de voor het bedrijf belangrijkste (kritiek noemen we dat)

processen. Financiële kengetallen zijn te delen in 4 onderdelen; rentabiliteit, solvabiliteit,

liquiditeit en activiteit.

Quiz
nawi
Biochimica clinica
giada
Social Psychology
Terminologie (Radicaux) (P)
anglais
FIGURE RETORICHE
tipolgie rime
figure retoriche 1
compraventa y arrendamiento
CONTRATO: concepto,clases, elementos, formación, eficacia e ineficacia
CUMPLIMIENTO E INCUMPLIMIENTO DE LAS OBLIGACIONES
OBLIGACION: CONCEPTO, FUENTES Y CLASES
PERSONA JURIDICA: CLASES,CARACTERISTICAS, ASOCIACIONES Y FUNDACIONES
LAS PERSONAS,CAPACIDAD JURÍDICA Y ESTADO CIVIL DE LAS PERSONAS Y PERSONASCASADAS
Ite
maths
Allgemeines Verwaltungsrecht
Historia Dactiloscopia
les fonctions grammaticale
Geografi - kopia
mapeh 9 second quarters
Trig & Coordinate Geom Quiz
bedrijfsvoering
french relfective verbs
sociology
geschichte test
prov 2
The Liberal reforms 1906-1912
korean
Alexander Flemming and discovery of Penicillin
days
Químicaa
Valències
Termoquímica
3
svenska Litteraturhistoria
vocabulaire Gun Culture
tenta1
espagnol
Medicinsk terminologi kroppens anatomi
Anglais
7th Grade English Vocabulary
terms
Definitioner
Terminologie (Radicaux) (O)
Naturvetenskap
Terminologie (Radicaux) (N)
Glosor till 17/1
Terminologie (Radicaux) (M)