Een deel van een organisme dat een bepaalde taak uitvoert.
Het middenrif scheidt de romp van de mens in de borstholte en de buikholte
slokdarm, wervelkolom, rib, longen, hart.
Slokdarm, wervelkolom, maag, lever, dunne darm, dikke darm, nieren, aorta, holle ader.
Een groep van samenwerkende organen die gezamenlijk een bepaalde functie hebben.
Ademhalingsstelsel, beenderstelsel, bloedvatenstelsel, spierstelsel, verteringsstelsel, zenuwstelsel.
luchtpijp, bronchie, long.
Schedel, rib, wervelkolom, dijbeen.
hart, aorta, holle ader.
Biceps, buikspier, dijspier
slokdarm, maag, lever, dunne darm, dikke darm.
hersenen, ruggenmerg, zenuw
Ademhalen
stevigheid geven
bloed vervoeren
bewegen
voedsel verteren
Signalen doorgeven
Hoofdwortel, zijwortels, wortelharen.
Hij groeit naar beneden.
De vertakkingen van de hoofdwortel
Dunne uitstulpingen aan de uiteinden van de wortels
Water en voedingsstoffen (mineralen) opnemen uit de bodem, De plant stevig vastzetten in de grond, reservestoffen opslaan.
Het deel tussen het blad en de bladeren, bij houtachtige planten: stengels stevig door hout, Bij kruidachtige planten: stengels stevig door water.
transport van stoffen, stevigheid geven aan de plant.
Bladsteel: Hiermee zit een blad aan de stengel vast
Bladschijf: Het platte gedeelte van een blad
Nerven: Hoofdnerf en zijnerf, de nerven bestaan uit vaatbundels
Bladmoes: Al het materiaal dat tussen de nerven ligt
Voedsel maken voor de plant doormiddel van fotosynthese
Wortelstelsel, vatenstelsel
Alle wortels van een plant
Vaten in vaatbundels van de wortels tot in de bladeren
transport
Water en mineralen naar de andere delen van een plant, glucose van de bladeren naar de andere delen van een plant.