latijn moeilijke woorden 12-18
legatus
gezant, onderbevelhebber
eo (bijw)
daarheen, des te
ingenium
karakter, aanleg
opes
rijkdom, macht
cuncti
1. alle
2. allen, alles
prosum, prodesse
voordelig zijn
inde
vandaar, van toen af
agmen, agminis
rij, stoet
ferrum
ijzer, zwaard
loquor, loqui
spreken
liberi
kinderen
impetus
het aanstormen, aanval
praesto
verrichten, (se) zich betonen
acies
slaglinie
iudico
oordelen
velut
zoals, alsof
iuvenis
jongeman
longe
ver, verreweg
unda
golf
quicquam
iets
colo
verzorgen, bebouwen, vereren
litus
kust
existimo
menen
solvo
losmaken, betalen
vix
met moeite, nauwelijks
laudo
prijzen
sive
of
tutus
veilig
amitto
verliezen
nosco
te weten komen, leren kennen
novi, novisse
weten, kennen
saevus
wild, woest
quantus
hoe groot, zo groot als
efficio
gedaan krijgen
maneo
blijven, te wachten staan
sententia
mening
uitspraak, zin
mox
spoedig
praesidium
bescherming, garnizoen
saxum
rots
auxilium
hulp, hulptroepen
impono
plaatsen op, opleggen
caedes
moord, slachtpartij
rursus
opnieuw
sumo
nemen
incipio
beginnen
propter
wegens
opto
wensen
quippe
immers
sermo
gesprek
quaero
zoeken, vragen
contingo
aanraken, gebeuren met
adeo
zo(zeer)
auctor, auctoris
initiatiefnemer, zegsman, bron
noceo
schaden, kwaad doen
inferi
bewoners van de onderwereld
claudo
sluiten
iuvo
helpen
iuvat (me)
het doet (me) plezier
oratio
redevoering
laus
lof, roem
orior
ontstaan, opgaan
prohibeo
afhouden, verhinderen