Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting
Voortplanting waarbij twee ouders nodig zijn en de nakomeling een mix van genetisch materiaal van beide ouders heeft.
Voortplanting waarbij een organisme zichzelf kan kopiëren zonder partner, waardoor de nakomeling genetisch identiek is.
Stekken, uitlopers, bollen en knollen
Een proces waarbij een genetisch identieke kopie van een ander dier wordt gemaakt.
Kelkbladeren en kroonbladeren.
Ze beschermen de bloemknop tegen uitdroging en kou.
Ze lokken insecten aan voor bestuiving.
Meeldraden (mannelijk) en stampers (vrouwelijk).
Ze produceren stuifmeelkorrels, waarin de mannelijke voortplantingscellen zitten
Het vruchtbeginsel, dat eicellen bevat.
Het overbrengen van stuifmeel van de meeldraad naar de stamper.
bevruchting: de kern van de stuifmeelkorrel versmelt met de eicelkern
Insectenbestuiving: Grote, gekleurde en geurende bloemen.
Windbestuiving: Kleine, onopvallende bloemen met veel licht stuifmeel.
Een vrucht met zaden.
De stuifmeelbuis groeit vanuit het stuifmeelkorreltje en transporteert de spermacel naar de eicel.
Via de stuifmeelbuis, die door de stijl naar het zaadbeginsel groeit.
Er ontstaat een bevruchte eicel die zich ontwikkelt tot een embryo.
Het overbrengen van stuifmeel van de meeldraden naar de stempel van een bloem.
Insecten brengen stuifmeel over bij insectenbestuiving, en de wind verspreidt stuifmeel bij windbestuiving.
Bij zelfbestuiving komt het stuifmeel op de stempel van dezelfde bloem of plant, terwijl bij kruisbestuiving het stuifmeel op de stempel van een andere plant van dezelfde soort komt.
De versmelting van de spermacel uit het stuifmeel met de eicel in het zaadbeginsel.
Een bevruchte eicel die zich ontwikkelt tot een zaad.
Wanneer stuifmeel op de juiste stempel van een bloem van dezelfde soort komt, kiemt het en vormt een stuifmeelbuis.
Omdat de stempel alleen stuifmeel van dezelfde soort herkent en afstoot wat niet past.
Het zaad.
De vrucht.
Eerst de wortel, daarna het stengeltje en de bladeren.
De wortel neemt water en mineralen op uit de bodem en zorgt voor stevigheid.
Het stengeltje groeit naar boven en draagt de bladeren voor fotosynthese.
Water activeert het zaad en start het kiemproces.
De plant neemt water en voedingsstoffen op en ontwikkelt zich tot een volwassen plant die bloemen kan vormen.