Ovido
Lingua
  • Inglese
  • Spagnolo
  • Francese
  • Portoghese
  • Tedesco
  • Italiano
  • Olandese
  • Svedese
Testo
  • Maiuscole

Utente

  • Accedi
  • Crea account
  • Passa a Premium
Ovido
  • Home
  • Accedi
  • Crea account

blok 2 kennistoets

What houdt Triple P (positive parenting programme) in

1:kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden.

2:kinderen laten leren door positive ondersteuning.


3:aansprekende discipline hanteren.


4:realistisch verwachtingen hebben van het kind.


5:als ouder goed voor jezelf zorgen.

Bronfenbrenner systemen

Microsysteem:relaties in de directed omgeving die invloed hebben op de ontwikkeling van het individu.

Mesosysteem:interactie tussen microsystemen.


Macrosysteem:de wetschappelijke regels, culture eigenschappen, normen en waarden die van invloed zijn op het individu.

Pedagogiek vs orthopedagogiek

Pedagogiek:het leren van opvoeden;opvoedkunde.

Orthopedagogiek:wetenschap over de bijzonderheden binnen een (specifieker) opvoeding.

Sturing & genegenheid

Sturing:richting geven binnen de opvoeding; meer of minder autonomie.

Genegenheid:relatie tussen kind en ouder(betrokkenheid van ouder naar kind in de opvoeding)

Ondersteunende opvoedstijl

Veel betrokkenheid, balans in regels/sturing. (Genoeg) Mogelijkheid voor autonomie van het kind.

Autoritaire opvoedstijl

Veel regels, weinig plek voor autonomie van het kind. Word vaak op vijandige manier uitgevoerd.

Verwaarlozende opvoedstijl

Geen of weinig sturing in de opvoeding. Getekend door onverschilligheid tegenover het kind. "Zoek het zelf uit" methode.

Overbezorgde opvoedstijl

Veel genegenheid met veel sturing. Kan belemmerend zijn voor het kind omdat er weinig ruimte is voor de ontwikkeling van zelfstandigheid.

Toegeefelijke opvoedstijl

Veel genegenheid tegenover het kind maar weinig regels/sturing. Kind is de "baas".

Ovoedingsimpasse

Wanneer de opvoeder merkt dat de ontwikkeling van het kind, niet de gewenste richting verloopt. Opvoeder probeert het kind te beinvloeden om weer richting te krijgen, maar dat lukt niet. Dit brengt een gevoel van falen en andere negatieve empties. Opvoeder weet niet hoe zij verder kunnen omgaan met de ontwikkeling van het kind.

Gehechtheid

De intimiteit en verbondenheid tussen individuen binnen een relatie (BV:ouder en kind).

Hechtingsgedrag & exploratiegedrag

Hechtingsgedrag:contact zoeken tussen ouder en kind (wederzijds).

Exploratiegedrag:ontdekken/kennis maken met omgeving(voornamelijk kind).

Ontwikkeling gehechtheid

Fase 1(0-5 maanden):Nog niet aanwezig. Aftasten van het kind door bv huilen, om onderscheid te maken tussen vetrouweling en vreemdeling.

Fase 2(5-7 maanden):voorkeur krijgen voor 1/2 vetrouwde personen(ouders).


Fase 3(7-12 maanden):vreemdenangst en ook scheidimgsangst van het vetrouwde gehechtsfiguur.


Fase 4(1-4 Jaar):afname scheidimgsangst, is niet meer afhankelijk van de eerste gehechtsheidfiguranten.


Fase 5(vanaf 4 jaar):hechtingsgedrag neemt af.

A-,B-,C- en D-kinderen(gehechtsheidsklassen)

B-kinderen (veilig gehecht):balans exploratie en hechtingsgedrag, op gemak in aanwezigheid van ouder maar vaak niet in aanwezigheid van vreemden.

A-kinderen (onveilig vermijdend gehecht):meer exploratiegedrag in het kind, zoekt niet ouder op voor erkenning maar ook zij ervaren soms angst in nabijheid van vreemden.


C-kinderen (onveilig ambivalent gehecht):"extreme" gehecht aan ouder, reageert "extreme" op vreemden, weinig exploratiegedrag.


D-kinderen (gedesorganiseerd gehecht):tegestrijdig gedrag vanuit de ouder naar het kind op bepaalde reacties van het kind

Sensitiviteit en responsiviteit

1:opmerken van signalen van het kind door de ouder.

2:het juist interpreteren van deze signalen door de opvoeder.


3:het effectief (consequent & adequaat) reageren op deze signalen door de opvoeder.


4:dit creert/stimuleerd de gehechtheid tussen opvoeder en kind.

Wat bepaalt de sensitiviteit en responsiviteit binnen een opvoeding

1:opvoedingsverleden van de ouder.

2:aangeboren eigenschappen van het kind.

Gehechtheid en competentie (kind)

De mate van gehechtheid tussen kind en ouder heeft invloed op het gevoel van competentie van het kind. Een veilig gehecht kind is meer instaat taken uit te voeren in een nieuwe situatie tegenover niet veilig gehecht kinderen.

Social werk met betrekking tot het kind en ouder binnen een burgerlijk huwelijk

Heeft men te maken met de "echte" ouders, daarin moet men onderscheid maken tussen biologisch em juridische ouders. Dit heeft invloed met wie men moet praten wanneer het om het kind gaat.

Burgerlijk huwelijk(gezag kind)

Hetero:beide ouders hebben gezag wanneer kind binnen het huwelijk geboren is.

Lesbian:baarmoeder heeft automatischgezag, duomoeder heeft gezag afhankelijk of men de (sperm)donor kent.


Homo:draagmoeder word automatisch juridische ouder.

Geregistreerd ouderschap(GP)

Voordat same-sex huwelijk legaal was, bestond het GP("pseudo-huwelijk").

Gezag kind

Ouderlijk gezag is een plicht/recht. Beide ouders hebben wat te zeggen wat betreft de opvoeding. Invloed op:minderjarige, bewind van eigen vermogen, vertegenwoordiging bij rechtshandelingen en in rechte.

Intrinsieke factoren/motivatie

Dit betreft de individuele behoefte iemand heeft om iets te kunnen/willen doen. Motivatie komt van binnenin.

Extrensieke factoren/motivatie

Hierbij moet het individu buiten zichzelf gemotiveerd/gestimuleerd worden om iets te doen.

Identiteit

1.Beseffen dat je iemand bent.

2.Zelf als veroorzaker van bewegingen.


3.Herkenning van eigen speigelbeeld.


4.Zelf en de taal 'ik'.


5.Zelf beschrijven(van concreet naar abstract).

Voorwaarde Erikson identiteit concept

1.Continuïteit en samenhang

2.Wederzijdsheid


3.Zelfacceptatie


4.Idealen

Erikson ontwikkelingsfases

Fase 1:vertrouwen vs wantrouwen (0-1 jaar)

Fase 2:Autonomie vs twijfel en schaamte (1-3 jaar)


Fase 3:Initiatief vs schuld (3-6 jaar)


Fase 4:Vlijt vs minderwaardigheid (6-11 jaar)


Fase 5:Identiteit vs identiteitsverwarring (12-20 jaar)

4 fasen identiteitsvorming

1:Identiteitsverwarring

2:Identietsblokkade


3:Experimenteren en identificeren


4:Commitments

Identiteitsverwarring

Vanwege vele alternatieven kan een idividu nog geen gerichte keuzes maken. Jongeren ervaren hierdoor vaak een negatief zelfbeeld over wie ze zijn, en zij zijn ook makkelijker beinvloed door negatieve gedragen van "sterkere" karakters in hun omgeving.

Identiteitsblokkade/foreclosure

Dit betekent dat iemand in hun ontwikkelingsfase al een definitieve keuze heeft gemaakt over persoonlijke verlangen, zonder die keuzes daadwerkelijk overwogen te hebben.

Experimenteren en identificeren

Dit is een "proefperiode" waarin het individu zich op verschillende manieren uit met betrekking tot hun identiteit. Hiermee proberen onderzoeken zij wat hun behoeftes en verlangens zijn die het beste aansluiten bij hun eigen identiteit.

Commitments

In deze periode maken individuen bewuste definitieve overwogen keuzes wat hun identiteit vormt.

Morele ontwikkeling Kohlberg

Preconventionele moraliteit (0-10/12 jaar): Egocentrsich denken staat centraal. Men denkt alleen aan de consequenties die vastgesteld zijn binnen de situatie en hoe die eigenbelang beinvloeden.

Conventionele moraliteit(10-18 jaar): Naleven en redeneren volgens conventies(wetten) binnen een samenleving.


Postconventionele moraliteit(vanaf 18 jaar): Men redeneert niet alleen op basis van regels maar ook volgens morele dilemmas.

4 stadia cognitieve ontwikkeling Piaget

1.Sensomotorisch stadia(0-2 jaar)

2.Preoperationale stadia(2-6 jaar)


3.Concreet operationele stadia(6-12 jaar)


4.Formeel operationele stadia(vanaf 12 jaar)

Piaget: sensomotorisch stadia & objectpermanentie (0-2 jaar)

Van reflex naar reflectie. individu reageert op prikkels in omgeving. Herhaalde acties/handelingen verrichten verschillende resultaten. kind maakt onderscheid tussen handelingen en werkt doelgericht.
Hierbij maken zij ook mentale representaties:

Taalverwerking, fantasiespel,

indirecte imitatie en objectpermanentie.


Objectpermanentie:kind kan zich bedenken dat iets tastbaars en buiten zichzelf nog steeds blijft bestaan.

Piaget: preoperationeel stadia(2-6 jaar)

Afnemend egocentrisme. Delen van fantasiewereld met anderen in omgeving.

Centratie:redeneringen en conclusies laten leiden door het meest opvallende aspect van een probleem.


Conservatie:De hoeveelheid van een bepaalde stof verandert zelf niet, zelfs als er iets aan de vorm verandert.

Piaget: concreet operationeel stadia en reversibiliteit(6-12 jaar)

Opnoemen van eigen gedachtehandelingen.

Reversibiliteit(omkeerbaar):

een uitgevoerde handeling in gedachten kan weet teruggedraaid worden naar de oorspronkelijke uitgangsituatie.


Organisatie:meerdere aspecten van een probleem worden meegenomen in een conclusie.

Piaget:formeel operationeel stadia(vanaf 12 jaar)

Dynamisch en abstract denken.

Hypothetisch/deductief redeneren.


Abstractievermogen

Gevolgenethiek-utiliteitsbeginsel

Wat zijn de gevolgen voor alle betrokkenen

Plichtethiek-morele plicht

Regels/waarden waar we aan houden en naar handelen.

Deugdethiek

Is persoonlijk gebonden. Handelen gaat uit van eigen normen en waarden.

Zorgethiek

Handelen vanuit de relatie met de ander. Wat zijn de behoeften van de individuen tegenover jezelf of anderen in omgeving. Autonomie ligt meer bij de ander.

Risicofactoren ontwikkeling

Het zijn de factoren die een belemmering zijn of bedreiging vormen voor de ontwikkeling van een individu.

Beschermende factoren ontwikkeling

Beschermende factoren zijn kenmerken die de ontwikkeling van een individu beschermen of bevorderen.

Leertheorie/behaviourisme

Stelt voor dat merendeel van het (sociaal)menselijke gedrag aangeleerd is.

Leren:associeren met het verwerven van kennis/informatie en vaardigheden.

Klassieke conditionering

Bepaalde situatie associeren met iets anders(prikkel/stimulans). Hieruit ontstaan vaak fobieen.

denk hierbij bv aan Pavlovs dog.

Operant conditionering

Het gebruik van postieve/negatieve bekrachtiging om (bepaald) gedrag te veranderen/stimuleren.

Langere pauzes/beperkte beloningen verandert gedrag op lange termijnen veel sneller.

Modeling/imitatie

Individu neemt eigenschappen over van anderen in omgeving door imitatie. Men leert door middel van een rolmodel.

Wanneer word gedwongenhulpverlening ingeschakeld(binnen gezin/familie)

Wanneer de situatie zo heftig , en vrijwillige hulpverlening niet meer aan de orde is.

Wanneer word OTS(ondertoezichtstelling) ingeschakeld

Er is sprake van een (ernstige) bedreiging op de ontwikkeling.
Vrijwillige hulp word niet geaccepteerd.

En wanneer de rechter bepaalt dat de opvoeders op termijn in staat zijn weer zelfstandig de kinderen kunnen verzorgen.


OTS is maximaal 1 jaar. Maar er is mogelijkheid voor verlenging-dit kan in principe 1 keer gebeuren.

Wanneer word OTS niet ingeschakeld em gezag beindigd

Wanneer de situatie te erg is, of wanneer er sprake is van bepaalde beperkingen zoals verstandelijke of psychologische problemen of anders drugsverslavingen.

Kluwengezin

-heel erg gehecht
-alles word samen gedeeld/beslist/besproken

-vage grenzen

-minder autonomie/zelfstandige ontwikkeling

Loszandgezin

-meer zelfstandigheid
-sterke grenzen

-gebrek aan samenhorigheid

Wat is een opvoedstijl

-manier van omgang met hey kind
-opvoedstijlen tussen ouders verschillen wat verwarrend kan zijn voor het kind

Quiz
latijn les vier
Unilever in India
Rice/Fish Farming
Almeria- Large Scale Agriculture
BedZed
London- Olympic Park
Mumbai
Boscastle Flood
Byggnadsmaterial_2_Trä
The Holderness Coast
The River Tees
Thar Desert
The Amazon Rainforest
histoire
Beast from the East
Typhoon Haiyan
Prepositions and directions 📚📍
L2 S2 : OJUE : Chapitre 2 : Rapports avec les droits nationaux (5)
Romeinse Rijk Tijdlijn
Toxicologia
Pharmaco.
Pharmaco.
PSYB57 Final: Attention
passive and active transport
Cell membrane
Enhancing cell understanding with microscopy
Cell theaory
232 Fat
Cell orgnalles
Engelska
chapter 39
Irregular verbs
Words
Body
chapter 7
catnip crew quiz - copiarlo
PTP TEST
poslovice
German
allemand
Samhälle vokabulär
Japan #1
Economie
Byggnadsmaterial_2_Övergripande
Accounting igcse
Ryggradens uppbyggnad - Columna vertebralis
Benen som utgör Cranium (skallen/kraniet)
New Zealand vs Nepal
mening
Politics