ak hoofdstuk 1 havo 2
duin
door de wind opgewaaide zandheuvel
delta
nieuw land in zee dat onstaat door sedimentatie op een plek waar een rivier in zee uitmondt
benedenloop
het laagste deel van een rivier, net voordat het water de zee instroomt
zand
kleine korreltjes die met het bloote oog te zien zijn
massabewegingen
het langs een helling naar bewegen van gesteente onder invloed van zwaartekracht
klei
microscopisch kleine korreltjes die ontstaan als gevolg van verwering
grind
door rivierwater afgeronde stenen
erosie
de uitschrlurende werking van stromend water, wind of ijs
bovenloop
het begin van de river, het bovenstaande deel dat meestal in de bergen stroomt
verwering
het verbrokkelen van gesteente onder invloed van het weer en de werking van planten
reliëf
hoogteverschillen in het landschap
mechanische verwering
verwering waarbij gesteente verbokkelt zonder dat de samenstelling verandert
kalksteen
gesteente dat ontstaat door het samenpersen van kalkhoudende resten van zeedieren
chemische verwering
verwering waarbij samenstelling van gesteente verandert als gevolg van de werking duur zuurstof en vocht
zandsteen
sedimentgesteente dat ontstaat uit samengeperst zand
stollingsgesteente
gesteente dat ontstaat wanneer vloeibaar magma stolt
sediment gesteente
gesteente dat onstaat wanneer lagen sediment worden samengeperst
middelgebergte
gebied met een hoogte tussen de 500 en 1500 meter of meer boven zeeniveau
Laagland
vlak gebied met den hoogte onder de 200 meter
hooggebergte
gebied met een hoofte van 1500 meter of meer boven zeeniveau
heuvelland
gebied met hoogte tussen 200 en 500 meter of meer boven zeeniveau
graniet
stollingsgesteente dat gekenmerkt wordt door vlekjes
laagvlakte
vlak gebied met een hoogte onder 500 meter
middenloop
het middelste deel van de rivier
schalie
sediment gesteente dat ontstaat uit samengeperste klei
sedimentatie
het blijven liggen van verbokkeld gesteente
strand
grens tussen land en water waar zand zich ophoopt
zandbanken
ondiepe plaats in zee
keileem
een mix van klei zand en grijd die is meegevoerd onder een gletsjer
löss
fijnkorrilig zand meestak kleiner dan 0,063mm
stroomgebied
het gebied dat afwatert op een rivier en haar zijrivieren
stuwwal
heuvels die ontstaan door werking van gletsjer op land
zwerfsteen
groot en zwaar rotsblok dat door het ijs is meegekomen
buitendijkse kant
gebied buiten de dijk dat niet beschermd word tegen water
droogmakerij
polder in een drooggemalen meed
gemAAL
pomp waarmee polders worden drooggepomt
kwelder
stukland omgegevn door dijken waar de waterstand getegeld kan worden
terp
door de mens opgeworpen heuvel als bescherming tegen overstromingen
veen
grondsoort die ontstaat door een hoop dode plantenresten
wadden
onbegroeide delen van de waddenzee die een paar keer per dag droogvallen