->Release (nor)epinephrine,->Stimulatie SL beta-receptors,->Stimulatie cAMP productie,->proteïne kinase A,->verlagen firing rate baroreceptors,->HR omhoog en inotropie omhoog->CO omhoog,->arteriële vasoconstrictie omhoog->SVR omhoog,->venoconstrictie omhoog->CVP omhoog->SV omhoog; dus MAP blijft gelijk! (EDV omhoog, ESV omlaag).
hogere snelheid: de flow blijft gelijk, de doorsnee oppervlak is kleiner dus de snelheid moet hoger zijn. Volgens: Q = A(doorsnede bloedvat) x v (x rho, dichtheid van bloed).
niet, een vloeistof kun je niet samendrukken zoals een gas. Bij een vernauwd bloedvat is het volume in doorsnede 1 dus gelijk als het volume bij doorsnede 2 (vernauwd, D2<D1 -> dus v2>v2) Volgens "Flow (cm^3/s) = snelheid (cm/s) x doorsnede oppervlak (cm^2)"
vena cava inferior + vena cava superior --> rechter atrium --> tricuspidalisklep --> rechter ventrikel --> pulmonalisklep --> pulmonale systeem --> linker atrium --> mitralisklep --> linker ventrikel --> aortaklep --> aorta superior + aorta inferior.
-De tricuspidalisklep en de mitralisklep, hebben respectievelijk drie en twee klepbladen. Tricuspidalisklep (3), mitralisklep (2).| -De aortaklep en de pulmonale klep worden ook wel halvemaanvormige kleppen of semilunaire kleppen genoemd, vanwege de vorm van hun klepbladen. Vanuit de aortaklep komen de RCA en LCA LCA: linker sinus van Valsalva, RCA rechter sinus van Valsalva.
koppeling tussen de myocardcellen, zowel mechanisch als elektrisch
Gekoppelde status (blijvend=rigor mortis)-> 1: ATP bindt aan myosinekop -> loslaten verbinding -> 2: ATP hydrolyse (->ADP+P) -> geprepareerde status myosine-eiwit -> 3: Cross bridge vorming (zwak) -> 4: P release (->sterke cross-bridge) -> 5: aantrekken, lopen myosine-eiwit -> 6: ADP release -> gefixeerde/ gekoppelde status.
Troponine: reguleert/blokkeert actine-myosine interactie.| Ca2+: maakt de bindingsplaats vrij voor myosine aan actine, door aan TnC te binden->TnT,Tnl,TnC-complex verandert.| ATP: ontkoppeld actine-myosine (bij rigor mortis is dit afwezig).| P- release: energie vrij maken, voor de krachtlevering van myosine tijdens spiercontractie.
Ja: hoe meer calcium influx er optreedt bij spiervezels, hoe meer kracht er ontwikkeld kan worden in de spier. Ontwikkelde kracht is dus afhankelijk van hoeveelheid vrij-calcium. (Meer calcium->meer binding sites beschikbaar->meer cross bridges->meer kracht.
Aorta -> LCA -> LCx: LCx, LMA (obtuseMA) & LAD. | Aorta -> RCA -> RMA (acuteMA), -> PDA
Via intercalated disks: zorgt ervoor dat het hart kan samenwerken als functionele eenheid, belangrijk voor de samentrekking van het hart. Dit zijn desmosomen en gab junctions (verbinding en geleiding).
~50% sarcomeer (contracterende eenheid). ~30-40% mitochondria (voor energie). Rest: ER, GA, cytoskelet en vloeistoffen.
Congestief hartfalen is het fenomeen dat het hart niet voldoende bloed kan pompen en vocht ophoopt in verschillende plaatsen in het lichaam. Met symptomen als kortademigheid, vermoeidheid en gezwollen enkels.
Cardiale Resynchronisatie Therapie is een veelgebruikte behandeling voor congestief hartfalen (voornamelijk voor mensen met verminderde ejectiefractie). pacemaker op de ventrikels
HR: 60-100, PR-interval: 120-200ms, RR-interval: 600-1200ms PQ-interval: <120ms, QRS-breedte: 60-100ms, 390-450ms, QTc: 390-450
Een hartslag lager daj 60sl/min, bij lager dan 50sl/min pas belangrijk.
Een te snel of onregelmatig hartritme, meer dan 100sl/min-400sl/min. Wat zorgt voor inefficiëntie van het hart.
Bestaan van veel kleine elektrische stroompjes naast elkaar, wat het verloop van de prikkel over de kamers verstoord. Wat leidt tot ineffectief samentrekken van ventrikels, geen bloed wordt rondgepompt.
Het elektrische geleidingssysteem vh hart werkt niet meer of minder goed. De elektische prikkels worden nu langzaam of slechts gedeeltelijk doorgegeven, met als gevolg een traag hartritme -> niet goed samenknijpen hart.
|-Corrigeren hartritmes zoals bradycardie->elektrische pulsen af geven, |-levensbedreigende hartritmestoornissen, ventriculaire tachycardie en ventrikelfibrillatie. , |-Coördineert de samentrekking van de ventrikels , |-zowel een verstoorde ventriculaire samentrekking als abnormale hartritmes , |-hartfalen die ook een hoog risico hebben op levensbedreigende hartritmestoornissen
1: ATP binding to myosin head, 2: ATP hydrolysis (->ADP+P), 3: Cross-bredge formation, 4: P release, 5: power stroke, 6: ADP release. |1:released state,2:cocked state,3:weak cross-bridge state,4:strong cross-bridge state,5:post power stroke state,6:attached state
Het troponine complex reguleert de actine-myosine bindingsplaats, TnT koppelt aan tropomyosine, TnI blokt de bindingsplaats, binding van Ca2+ aan TnC maakt het myosinebindingsplaats aan actine bereikbaar. Myosinekop kan dus hechten aan actine als er voldoende Ca2+ is.
Ca2+ om de bindingsplaats vrij te maken, ATP om de cyclus te laten lopen.
Ca2+ gaat in fase 2 binnen, als er een actiepotentiaal is, K+ gaat er uit. Ca2+ wordt via pompen weer uit de cel gewerkt.
0: upstroke (depolarisatie: Ca2+ en Na+ de cel in, K+ de cel uit), 1: early repolarization (Inactivatie van Na+ en Ca2+, de cel in, en K+ de cel uit stromend), 2: plateau fase (Ca2+ en Na+ gelijk in als K+ de cel uit), 3: repolarization (K+ de cel in, Ca2+ de cel uit), 4: diastolisch potentieel wordt hier gevormd (K+ de cel in en Na+ en Ca2+ de cel uit.
1: meer ionkanalen openen in het actieve regio van het hart, zodat de depolarisatie stroom groter is. 2: we zouden de drempel kunnen verlagen voor de regeneratieve actiepotentiaal, zodat een lagere stroom al voor activatie zorgt.
klein deel van Ca2+ komt de cel binnen, de rest komt vanuit het Sarcoplasmatisch Reticulum 80%: dit wordt vrijgemaakt om de spier te laten activeren. Het weer relaxeren van de spier komt door het Ca2+ terug in SR te vangen (Dit gebeurt door de SARCA-pump, SR Ca-ATPase, phospholamban inhibeert SERCA, phosphorylation verwijdert dit. Calsequestrin is een SR Ca-binding proteïn in SR.)en Ca2+ de cel uit te werken.
Elektrisch proces -> chemisch proces -> mechanisch proces
hoger, regulerende werking van calcium voor de sterkte van de kracht of de verkorting van de kracht. Dit gaat via de vrije intracellaire calciumconcentratie.
1: stimuleerd contractie, de kracht waarmee het ahrt samentrekt tijdens elke hartslag. 2: stimuleerd relaxatie, de snelheid waarmee het hart zich ontspant na elke samentrekking.
1: zorgt voor een positieve inotropie (stimuleerd contractie), 2: zorgt voor een positieve lusitropie (verbeterd relaxatie).
Beta-1: stimuleerd hartslag en stimuleert vasoconstrictie, Beta-2: stimuleert hartslag en stimuleerd vasodillatatie, Alfa-1: stimuleert hartslag en stimuleert vasoconstrictie, M-2 inhibeert hartslag en stimuleerd vasodillatatie, ACh stimuleerd M-2 vanuit parasympatische zenuwstelsel. Alleen beta-2 stimuleerd norepinephrine, de rest inhibeert het norepinephrine vanuit het sympatische zenuwstelsel.
-vasoconstrictie
-vasodillatatie
-Beta-receptoren, want hier wil je dat de bloedvaten verwijden op het moment van meer activiteit.
C=(delta)V/(delta)P =Volumeverandering/drukverandering. Compliantie, mate van uitrekking en vervolgens weer terug kunnen keren naar oorspronkelijke vorm en grootte. Mate van elasticiteit. (delta)V = EDS-ESV. (delta)P = Psystolisch-Pdiastolisch
1: the inflow fase, includes segments AB and BC. 2: isovolumetric contraction, includes segment CD. 3: the outflow fase, includes segments DE and EF. 4: isovolumetric relaxation, includes segment FA. C-A: eind diastolisch volume - eind systolisch volume.
-Stijver, een spier wordt stijver. Als een spier korter wordt kan hij minder kracht genereren. Het kost dan dus nog meer kracht om de spier te activeren.
-Je kunt het hart verder vullen, groter EDV. -Je kunt ervoor zorgen dat het hart verder leeg kan knijpen, kleiner ESV. Volume pressure loop: naar rechts of naar links.
ESV: inotropie+afterload, EDV: lusitropie+preload. Lusitropie: sneller ontpannen hartspier, inotropie: meer kracht hartspier. Preload: arteriele druk en nodige kracht voor ejectie, Afterload: sarcomeerlengte en EDV.
pacemakercellen in de sinusknoop, AV-knoop, en purkinjevezels kunnen zelf spontaan depolariseren.
De snelheid wordt gereguleerd door het autonome zenuwstelsel, door verandering in helling, drempelpotentiaal en maximale diastolische potentiaal.
De richting waarin de depolarisatie door de cellen en hun gab-junctions reizen. Deze purkinje vezels kunnen een actiepotentiaal enorm snel verplaatsen.
In deze pacemakers treedt een actiepotentiaal op door instroom van Ca2+ (en dus niet door Na+, zoals normaal).
Lead-I: rechterarm->linkerarm, Lead-II: rechterarm->enkel, Lead-III: linkerarm->enkel, aVR: centrumhart->rechterarm, aVL: centrumhart->linkerarm, aVF: centrumhart->enkel. V1: rechts vh sternum, V2: links vh sternum, V3: tussen V2enV4 in, V4: midclaviculairlijn, V5: tussen V4enV6 in, V6: midaxillary lijn (recht lateraal).
P: depolarisatie van beide atria. QRS: depolarisatie beide ventrikels. T: repolarisatie ventrikels. U: repolarisatie van de papillary muscle (zeer zeldzaam).
1: versneld hartritme. 2: kleine veranderingen in de timing vh hartritme. 3: elektrische chaos, re-entry loop in het atria. 4: levensbedreigend, CO gevaarlijk laag door afwezigheid gecoordineerde depolarisatie. 5: langzaam hartritme, 6: langzaam hartritme (vaak door een blok).
HR: 50<->100bpm, hartas: -30grd <-> 90grd, P top: <120ms, <250microV. PR-interval: 120<PR<200ms. QRS niet te lang: <110ms. ST-segment: <100microV. QT-tijd: bij 60bpm: <460ms. T-golf: 0grd<->90grd
-rechterventrikelhypertrofie (RVH), hoge QRS in V1 en V2
-linkerventrikelhypertrofie (LVH), hoge QRS in I, II, V4-V6
zuurstoftekort hart door afgesloten coronairvat, ST-elevatie te zien in meerdere alfeidingen ECG (II, III, aVF of Q-golf vorming), reflecteerd waar ischemie in het hart is. -> dotteren of bypass.
1: vertraagde geleiding, langer PR-interval. 2: sommige impulsen worden geblokt, M-I: uitrekkende PR tot geen R(1/4), M-II: soms geen R(1/2). 3: geen impulsen komen door AV-knoop heen, zorgt voor AV-dissociatie (geen relatie P-golven en QRT- of T-golven) -> PM. 4: wijd QRS-complex (>120ms), contractie verliest efficientie, LBTB: kameelvorming. 5: re-entry loop in atria, irregulair QRS, geen P-golven. 6: niet levensvatbaar, geen gecoordineerde depolarisatie vd ventrikels. 7: verlengde QT-segment, lange ventriculaire activatie, veranderende amplitudes.
tekort schieten van de pompwerking van het hart -> onvoldoende oxygenatie/perfusie van de weefsels.
-kortademigheid, -opgezwollen voeten en benen, -chronische vermoeidheid, -slaapproblemen 's nachts (kussens), -hoest met schuimachtig slijm, -opgezwollen of gevoelige buik en gebrek aan eetlust, -'s nachts vaker moeten plassen, -verwarring en/of verslechterd geheugen.
Belangrijke maatstaf voor de pompfunctie vh hart. Percentage bloed dat wordt gepompt uit de linker ventrikel. EF=SV/EDV(x100%), (SV=EDV-ESV). tussen 50-70%. Bij systolisch hartfalen is EF laag, bij Diastolisch hartfalen lijkt EF normaal, zowel SV als EDV is dan laag.
1: coronairlijden/myocardinfarct -> percutane coronaire interventie. 2: hypertensie, primary: zonder duidelijke oorzaak of orgaanfalen, secondary: identificeerbare oorzaak, renale stenose/vernauwing. 2: kelplijden, volume overload fo pressure overload, bvb (1) aortaklepinsufficientie of (2) mitralisklepinsufficientie (primair: abnormale klepbladen, secundair: gevolg van LV remodeling), (3) Aortaklepstenose. 2: dilaterende cardiomyopathie, spectrum van heterogene myocardiale ziekten, LV dilatatie en verminderde myocardiale contractiliteit, afwezigheid van abnormale "loading conditions" (bv hypertensie of kleplijden).
Anamnese (klachten identificeren: class-I: niks merken, class-II: bij sporten klachten, class-III: klein beetje bewgen zorgt voor klachten, class-IV: zelfs in rust klachten), lichamelijk onderzoek (rechtszijdig harfalen: congestief perifeer, of linkszijdig hartfalen: verminderde CO, hypotensie en dyspnoe, pulmonale congestie), ECG, Echo, Laboratoriumonderzoek, eventueel X-thoraxfoto. Aanvullend onderzoek: fietstest, hartkatheterisatie, holter onderzoek, MRI, genetisch onderzoek, nucleaire beeldvorming, CT-scan.
(1) leefregels: Na+ beperken, dagelijks wegen, niet roken/alcohol, bewegen, vaccineren influenza, regulatie hypertensie, diabetes, hypoercholesterolemie. (2) Medicamenteus: diuretica (tegen congestie), betablokker (effectief minder mortaliteit, langere diastole, bloeddrukverlagend), Ace-remmer (zoutbalans), angiotensine recepter blokker (ARB), aldosteronblokker, ivabradine, digoxine, ARNI (angiotensin receptor-neprilysin inhibitor), SGLT-2 remmers (afname inflammatie en oxidatieve stress). NSAID's afgeraden. (3) Interventie: revascularisatie (bypass), PM/CRT/ICD, ablatie, chirurgie (klep, ventrikel), harttransplantatie/ LVAD.
Eerste letter: Waar pacen? tweede letter: waar sensen? derde letter: type pacen/trigger. VVI: ventriculair pacen, ventriculair sensen, I van inhibitie. OOO: zelden gebruikt, beperkte functionaliteit. VVI: ventrikel, ventrikel, inhibitie: bij patiënten met problemen in het AV-knoop, zoals atrioventriculaire blokkades. AAI: atriale stimulatie, atriale sensoring, inhibitie: waarbij het atrium niet betrouwbaar depolariseert. DDD: alles, vaak bij complex AV-blok. VDD: atriale aritmieën. DDI: atriale stimulatie biedt. atriale aritmieën en normale ventriculaire geleiding. DVI: Dit wordt gebruikt bij patiënten met atriale aritmieën en AV-blok.
1: PM pacing voor bradycardie. 2: ICD voor ventriculaire aritmiën. CRT voor hartfalen met dyssynchronische contractie.
real-time druk en volume metingen doen -> pressure-volume loops.
Dit verbeterd het vermogen om de hartslag aan te passen in reactie op verschillende stimuli, zoals fysieke activiteit of veranderingen in de bloeddruk.
'door de huid' via kleine incisies een chirurgische ingreep uitvoeren. Bvb laparoscopisch of dotteren. Met voordelen: minder invasief, sneller herstel. Een voorbeeld is dotteren (PCI: percutane coronaire interventie)
-mediane sternotomie, -laterale thoracotomie (links/rechts), -subxyphoidaal (onder sternum door), -transapicaal (links tussen ribben door).
-vena femoralis, vena brachialis, vena jugularis, -arteria femoralis, arteria radialis/ brachialis/ subclivia (axillaris), arteria carotis, -veneus naar RA, dan transseptale punctie.
1: holte in linker atrium dichten, door hier een parapluutje in te zetten. 2: atrium-septum defecten af te dichten. 3: Bij insufficiente mitralisklepsluiting -> klep wordt aan elkaar gezet om lekkage te verminderen. 4: met deze sheath, waarmee je devices door bloedvaten kan geleiden kun je uitzetten en kleiner maken. 5: Extracorporeal CardioPulmonary Resuscitation, patiënt op ECMO: longfunctie buiten het lichaam met apparaat.
hartfalen, het lichaam/ hart is niet in staat voldoende bloed rond te pompen door een verminderde functie van het hart.
1: optimale medische behandeling -> 2: resynchronisatie therapie -> 3: ablatie -> 4: chirurgische behandelingen -> 5: Is deze persoon een transplantatiekandidaat? -> 6: LVAD (laatste mogelijke therapie), left ventricular assist device. NYHA IIIb en IV. CRT is niet voldoende/ mogelijk, kan niet bij mensen met brandwonden of cardiale shock. Enkel bij chronisch hartfalen.
Bloedingen: von Willebrand, plaatjes disfunctie, congestie. Trombose: infecties, plaatjesactivering, atriaal fibrilleren.
1: genetisch materiaal naar target cells brengen om ziekte te voorkomen of genezen. 2: genadditie, gencorrectie. EN transient (adenovirus) en permanent (lentivirus, HIV) 3: -eerst wordt genome amplifficatie gedaan, -dan genome packaging, -vervolgens wordt de DNA sequence of RNA sequence erin gezet, -nu missen er bepaalde plasmide, die worden los toegevoegd.
(1) transductional targeting: virus direct aan doelreceptor, neemt direct de cel over/ doet een aanpassing. (2) transcriptional targeting: virus direct aan doelreceptro, via transcriptiefactoren wordt de cel aangepast. (3) post-transcriptional targeting: met behulp van micro-RNA.
multipotent
cardiomyocyten te maken (hartspierweefsel).
1: bij functionele Mitraalklepinsufficiëntie, anders kom je in een vicieuze cirkel terecht, opereren is dan dus beter. 2: op het moment dat de Ejectiefractie erg slecht wordt bvb < 30%.
Ontstaan LV-afwijking na aneurysma -postinfarct remodeling verandert LV vorm en functie, -van elliptische naar sferische vorm, -LV dilatatie treedt op, -afname functie "remote myocardium". Doelen van SVR: -normaliseren LV dimensie, -herstel elliptische vorm LV, -"reverse remodeling"
-imunosuppressieve therapie, -chronisch graft afstoting, -transplantaat atherosclerosis, -gebrek aan donoren (donorharten).
Er worden in de toekomst meer patiënten verwacht die een harttransplantatie nodig zouden hebben. Met een duurzamere en betrouwbaardere LVAD zou dit de standaard behandeling kunnen worden. Ook zou het goed zijn om de batterij draadloos te kunnen opladen en het gebruiksgemak en mobiliteit zouden moeten verbeteren.
1: medicamenteus, chirurgisch of aanpassing in de pomp. 2: volledig implanteerbaar systeem als oplossing. 3: nog niet mogelijk. 4: dynamische in-bloodstream sensoring (pomp-flow adaptatie).
7,35<pH<7,45 - zuurder noem je het bloed acidose, basischer noem je het bloed alkalose.
-hoofdpijn, verwarring, vermoeidheid, tremors, slaperigheid, cerebrale dysfunctie, coma. -spierzwakte, spierpijn, kramp, spasme, tetanie.
pH = pK + log([HCO3-]/(0,03*p[CO2]))
(1) respiratoire acidose, (2) respiratoire alkalose, (3) metabole acidose, (4) metabole alkalose.
SIADH: syndroom van inappropriate secretion of antidiuretic hormone => als de ADH afgifte onafhankelijk is van de plasma osmolariteit. Deze verandert dus niet mee. ID: diabtes insipidus => geen ADH.
-De zone waar de diafragma spier aanhecht aan de ribbenkast. -caudale verplaatsing kan beperkingen in kaart brengen als het gaat om het diafragma.