filosofie over samenlevingen (gezin/land)
filosofie over organisatiestructuur/bestuur van die samenleving
een complexe coöperatieve activiteit met standaarden van excellentie
instellingen, faciliteren een praktijk (gericht op geld en status)
ideaal beeld van een samenleving waarin iedereen gelukkig is
schrikbeeld van een hele slechte/problematische samenleving. Bedoeld als waarschuwing voor onze samenleving
afwezigheid van belemmering (zoals wet) om keuzes te maken (liberalisme)
mogelijkheid/ruimte voor zelfontwikkeling
zelfvoorzienendheid
beperkte democratie waarbij alleen elite mannen mogen stemmen
het volk heeft de uiteindelijke macht/regeert
indirect: via volksvertegenwoordigers
direct: via referenda
alleenheerschappij
staatshoofd vanuit koningshuis (erfelijk)
een klein groepje heeft de macht
president is gekozen staatshoofd
onderdrukkende alleenheerschappij
geestelijkheid heeft de macht
iedereen kent zijn plek en handelt daarnaar, het individu is ondergeschikt aan de staat
de meest wijze wijze die alleen regeert
rangen van de maatschappij, aangeboren
boeren, vaklieden, kooplieden: matigheid
soldaten, politie, bewakers: moed
filosofen, wetenschappers (politici, rechters): wijsheid
+rechtvaardigheid
moreel verval. Als leiders ondeugdelijk zijn en/of er geen natuurlijke rechtvaardigheid is
de heerser moet sterk zijn en alles doen om aan de macht te blijven (om zo oorlog te voorkomen)
van alle kansen maximaal profiteren
filosoof die uitgaat van een staat gebaseerd op sociaal contract (overeenkomst van iedereen met iedereen)
alleenheerser, sterfelijke God, zo eng dat niemand tegen durft te spreken
toestand buiten de geordende samenleving (staat). Oorlog allen tegen allen (ieder voor zich)
vrijheid om eigen macht te gebruiken om in leven te blijven
1. Je moet je leven leiden op een manier waardoor je zelf in leven blijft
2. fundamentele natuurwet door vrede, je moet voor vrede sommige van je vrije rechten afstaan
er moet een staat worden opgericht om bezit te beschermen
de vrije mens leeft in de natuur en neemt uit die natuur wat hij nodig heeft (er ontstaat tekort en uiteindelijk toch strijd)
rechten die je van nature hebt, gelden voor alle mensen
1. recht op leven -> gezondheid
2. recht op bezit
3. recht op vrijheid
het doel van de staat is om deze rechten te beschermen voor alle burgers
het volk is uiteindelijk de heerser/heeft uiteindelijk de macht
de overheid moet de burgers zo veel mogelijk vrijheid geven (met rust laten), vrijheid als natuurrecht
toestand zonder staat, volledige vrijheid en zelfbepaling, best mogelijke toestand
een vreemdeling voor jezelf worden / jezelf uit het oog raken
alle besluiten zijn gebaseerd op de wil van iedereen, het echte sociaal contract, volledige directe democratie.
Hiermee kunnen we in de buurt komen van de natuurstaat
gereedschapsgebruik en landbouw. Hierdoor is de natuurstaat veranderd in een moderne natiestaat
(vervol)maakbaarheid
onnatuurlijke en slechte vorm van zelfliefde
ijdelheid -> bezit, status,geld
natuurlijke zelfliefde
willen overleven, vrij willen zijn en jezelf willen zijn
wat de staat is, een nepcontract (stiekem is het contract alleen van de bezitters)
de overheid mag alleen ingrijpen in het leven van burgers als deze met hun daden anderen of de maatschappij of de staat schade toebrengen
vrijheid centraal, inperking van de macht van de overheid
alles mogen zeggen. Essentieel voor een politieke maatschappij, nders veranderen levende overtuigingen in dode dogma's
niets mag de keuzevrijheid van burgers in de weg staan (heftigere vorm van liberalisme)
overheid die alleen bestaat uit politie, leger en rechtssysteem
staat betaald sociale regelingen, gezondheidszorg en onderwijs
model voor het verloop van de geschiedenis via elkaar opheffende tegenstellingen
opheffing, er ontstaat een nieuwe tegenstelling, de oude verdwijnt
these, antithese en synthese zijn denkbeelden
de verloop van de geschiedenis wordt gestuurd door materiële omstandigheden
materiële basis van de maatschappij
ideologische bovenlaag (religie, filosofie, politiek, media), wordt bepaald door de onderbouw
kapitalisme: mensen kunnen zelf kapitaal bezitten, zijn kapitalisten
wat het product meer waard is dan grondstoffen, arbeidskosten en vaste kosten (nettowinst)
de opeenhoping van bezit bij een (kleine) meerderheid, stijgt altijd als mensen kapitaal bezitten
niet meer mens kunnen zijn (geen gezinsleven, hobby's of vrije tijd)
de proletariër krijgt het in een kapitalistische maatschappij steeds slechter: steeds harder werken voor steeds minder geld
geen kern, vast karakter
het heersende mensbeeld in een bepaald tijdperk
disciplinering: heeft als doel normalisering, maar de norm is altijd verzonnen of willekeurig
uitoefeningen van macht door instituties, vaak onder de oppervlakte (onderwijs, zorg etc.)
wij worden volledig gevormd door sociale structuren
goed gedrag belonen en slecht gedrag afstraffen onderling tussen gelijken
elkaar in de gaten houden en controleren op wangedrag
arbeiden, werken, handelen
het beschouwende leven (nadenken, filosoferen. (Denk aan Marx' bovenbouw)
zorgen voor overleving, salaris verdienen en uitgeven
produceren van duurzame goederen (vakmanschap, hobby, kunst)
jezelf uiten in de polis (stad/gemeenschap), deelnemen aan debat, discussie en politieke besluiten
het kwaad is niet groots en duivels, maar juist alledaags (Eichmann WOII)
dat iedereen het met elkaar eens is/de beslissing steunt
als de beslissing gericht is op consensus is deze intersubjectief: tussen personen tot stand gekomen (vanuit overleg) en dus door die personen gesteund
manier van spreken / overleggen zonder machtsuitingen
gebaseerd op overleg samen en zonder machtsuitoefening
je eigen doelen behalen en de 'vijand' overwinnen -> individualistisch en met veel machtsgebruik
onze persoonlijke levenssfeer met vrienden en familie (er wordt communicatief gehandeld)
grote bedrijven, huidige politiek (er wordt strategisch gehandeld)
denkbeeldig moment waarop je de staat opricht en inricht (wetten, regels, bezitsverdeling) -> gedachtenexperiment
waarbij je niet weet wat jouw positie in de maatschappij is (gedachtenexperiment)
(principes 2a en 2b) rechtvaardige verdeling van middelen en macht. De principes garanderen een min of meer rechtvaardige verdeling
de rechtvaardige uitkomst wordt gegarandeerd door de rechtvaardige procedure