Ovido
Taal
  • Engels
  • Spaans
  • Frans
  • Portugees
  • Duits
  • Italiaans
  • Nederlands
  • Zweeds
Tekst
  • Hoofdletters

Gebruiker

  • Inloggen
  • Account aanmaken
  • Upgrade naar Premium
Ovido
  • Startpagina
  • Inloggen
  • Account aanmaken

Zenuwstelsel Y1-KT

In welk deel van het neuron wordt de actiepotentiaal gegenereerd?

Axonheuvel

Wat is de functie van een Astrocyt?

Vormt de bloedhersenbarriere (BBB): semi-permeabele grens tussen de bloedbaan en het hersenweefsel.

Wat is de functie van een Ependymale cel?

Deze draagt bij aan de circulatie van hersenvocht: produceren en circuleren van CSF (CerebroSpinal fluid)

Wat is de functie van oligodendrocyten?

Vormen en onderhouden van myeline: myeline omhult de axonen van zenuwcellen. Dit vormt een myelineschede, wat de snelheid en efficiëntie van zenuwimpulsen verhoogd.
Bij MS heb je schade aan oligodendrocyten (=demyelinisatie)

Wat is de functie van microglia cellen?

Ruimt afvalstoffen op: zijn immuuncellen van het CZS, ook betrokken bij pruning (verwijderen van overbodige of beschadigde synapsen).

Vul de blank spot in:
1. Een spier kan door _________________ spinale zenuw(en) geïnnerveerd worden.

2. Een spier kan door _________________ perifere zenuw(en) geïnnerveerd worden.

1. verschillende
2. één specifieke

De gemiddelde grootte van de motor units in een spier varieert enorm. Waar hangt de gemiddelde grootte van de motor units mee samen?

Met de nauwkeurigheid waarmee de spier wordt aangestuurd: Hoe groter de motor unit hoe groter gebied van de spier wordt geïnnerveerd, maar hoe grover de beweging. Én hoe hoger de stimulansdrempel. kleiner->eerder geactiveerd->nauwkeuriger de beweging en het aangespannen gebied.

Wat wordt er bedoeld met 'supramaximale stimulatie' bij een motorisch zenuwgeleidingsonderzoek?

Dat er meer stroom wordt toegediend dan nodig is om alle motorische zenuwvezels in de onderzochte zenuw te stimuleren.

Polyneuropathie, classificatie van wat het meest voorkomt:
A-distributie: 1. lengte-afhankelijk, 2. multifocaal. ; B-vezeltype: 1. dunne vezels, 2. dikke vezels

Aandoening waarbij meerdere perifere zenuwen gelijktijdig beschadigd zijn.
A lengte-afhankelijk, B dikke vezels

Waaruit bestaat een motorische eenheid?

Een motorische voorhoorncel met het bijbehorende axon en alle spiervezels die door dit axon geïnnerveerd worden:

Welk neurotransmitter scheidt het motorneuron af en zorgt ervoor dat spiervezels samentrekken?

Acetylcholine stimuleert de spiervezels om samen te trekken.

Leg kort uit hoe er in een neuron een negatieve rust-membraanpotentiaal ontstaat en behouden blijft.

Het rustmembraanpotentiaal komt tot stand door een evenwichtspotentiaal van voornamelijk Kalium (-65mV). Concentratiegradiënt en Elektrische gradiënt in evenwicht.

Bij een axon met een diameter van 10 micro-m is de geleidingssnelheid _________ dan bij een axon met een diameter van 3 micro-m. Welk axon heeft de hoogste actiepotentiaal-geleidingsnelheid en waarom?

Hoger:

Een axon met een grotere diameter heeft een lagere Rin, dus de (Rin/Rm) verhouding gaat omlaag. De actiepotentiaal-geleidingssnelheid gaat dus omhoog.


Rin: inwendige elektrische weerstand van het exoplasma, omdat er meer ruimte is voor de stroom van ionen leidt een grotere diameter tot een lagere Rin.

Rm: weerstand van de membraan, verandering hierin is minimaal bij verandering van diameter van het axon.

Kenmerken van Delta-, Thèta-, Alfa-, Bèta- en Gamma hersengolven?

Gamma-golven: 38 tot 80 Hz. Deze golven komen voor bij sterke mentale activiteiten zoals studeren en problemen oplossen.
Bèta-golven: 14 tot 38 Hz. Bèta-golven komen voor wanneer je actief bezig bent en zorgen ervoor dat je je kan concentreren. Wanneer er een teveel aan dit soort golven is, ervaar je stress. Tijdens slapen of mediteren neemt de hoeveelheid bèta-golven af.

Alfa-golven: 8 tot 14 Hz. Deze golven zijn actief wanneer je ontspannen bent, bijvoorbeeld tijdens slapen of dagdromen.

Thèta-golven: 4 tot 8 Hz. Thèta-golven zijn aanwezig wanneer je creatief bezig bent. Ze komen ook vaak voor tijdens REM slaap, de fase tijdens slaap waarin je droomt. Je hebt deze slaap fase nodig om de gebeurtenissen van de dag te verwerken. Mensen die slecht slapen hebben dan ook problemen om ervaringen van de dag te verwerken.

Delta-golven: 0.5 tot 4 Hz. Tijdens diepe slaap, een fase voor en na REM slaap zijn de delta-golven actief. Ze worden in verband gebracht met het herstelstadium van het lichaam waarin nieuwe cellen worden aangemaakt.

Welk type hersenbloeding wordt gekenmerkt door acuut ontstane hevige hoofdpijn, vaak benoemd als “de ergste hoofdpijn die ik ooit heb gehad?”

subarachnoidale bloeding: Als een hersenaneurysma barst, ontstaat er een hersenbloeding in de ruimte tussen de hersenen en het spinnenwebvlies (arachnoidea), de zogenoemde subarachnoïdale ruimte

Herseninfarct en TIA?

De bloedtoevoer naar de hersenen wordt geblokkeerd:
TIA: korte symptomen, verdwijnen volledig.

Herseninfarct: ernstigere symptomen die langer duren, kunnen blijvende schade veroorzaken.

Beroerte (CVA)

Overkoepelende term voor zowel TIA, herseninfarcten als Hemorragische beroertes: -intracerebrale bloeding (in hersenen scheuren bloedvat) -subarachnoïdale bloeding (scheuren bloedvat tussen hersenen en omhullende weefsels, subarachnoïdale ruimte)

Intraveneuze trombolyse is een kenmerk van (TIA of herseninfarct, of beide)?

Alleen na een herseninfarct, Intraveneuze trombolyse is een behandeling waarbij een medicijn direct via infuus in de bloedbaan wordt toegediend om bloedstolsels op te lossen.

Behandeling met plaatjsesaggregatieremmers (clopidogrel) is een kenmerk van (TIA of herseninfarct, of beide)?

Alleen na een TIA.

Opname op een stroke-out afdeling gespecialiseerd in beroertezorg is een kenmerk van (TIA of herseninfarct, of beide)?

Alleen na een herseninfarct.

Primaire symptomen van Alzheimers?

-geheugenverlies
-problemen met denken en redeneren

-Verwarring en desoriëntatie

-moeite met taal

-veranderingen in stemming en gedrag

-verlies van interesse en initiatief

Primaire symptomen van Parkinson?

-tremor
-spierstijfheid (rigiditeit)

-trage bewegingen (bradykinesie)

-dystonie: houdings- en balansproblemen

-dystonie: houdingsverandering

-bevroren gang (freezing)

-veranderingen in spraak en schrijven


(dystonie: onwillekeurige langdurige spiercontracties)

Primaire symptomen van Huntington?

-Chorea (choreatische bewegingen: onwillekeurige, repitetieve bewegingen)
-Verandering in coördinatie

-Psychiatrische symptomen

-Cognitieve achteruitgang

-Veranderingen in spraak en slikken

-Spieratrofie

Compensatoire loopstrategiën die bij een patiënt met Parkinson zorgen voor doelgericht lopen?

-Het lopen met cues, markers op de grond om de staplengte aan te geven of het bebruik van ritmische geluiden om het loopritme te verbeteren.
-Het maken van 'reuzen stappen', op deze manier wordt de patiënt aangemoedigd om grote, langzame stappen te zetten i.p.v. kleine schuifelende stapjes.

-Externe cueing: het gebruik van een looprek, wandelstok. Balans verbeteren en verminderen bevriezing door het vergroten van vertrouwen bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten.

Op basis van welke 3 pijlers wordt de functionele prognose na een CVA (beroerte) vastgesteld?

-Neurologische status/ neurologisch onderzoek
-Omvang hersenletsel/ neuro-imaging gegevens

-Klinimetrie (mate van uitval, op vaste tijdstippen meten)

3. Een perifere zenuw kan axonen van _________________ spinale zenuw(en) bevatten.
4. Een spinale zenuw kan _________________ spier(en) innerveren

3. verschillende
4. meerdere

Polyneuropathie, classificatie van wat het meest voorkomt:
C-deel van zenuw:

1. axon, 2. myeline | D-etiologie -1. erfelijk -2. verworven

C. axon
D. verworven

Polyneuropathie

Neurologische ziektes, hoe langer de zenuw hoe kwetsbaarder. Alle type zenuwcellen doen mee. Motorisch, sensibel, autonoom. (bvb: klapvoet, spieratrofie, gevoelloosheid, ataxie, dalen bloeddruk)

Elektrofysiologie

zenuwgeleidingsonderzoek, stimulatie zenuw en kijken reactie:
-spierrespons (CMAP, compound muscle action potential en SNAP, Sensory Nerve Action Potential)

-Distale en proximale stimulatie en opvangen signaal.

Elektromyografie?
Liquorpunctie?

-Naald in spier
-onderzoek naar liquor (hersenvocht), door naald in de onderrug

Meest voorkomende oorzaken van axonale neuropathie?

Diabetes, alcohol, nierinsufficiëntie en idiopatisch

Klauwhand en holvoeten zijn een _______ ?

Erfelijke polyneuropathie

De type erfelijke polyneuropathie?

-Demyeliniserend: defect in Schwann cellen
-Axonaal: defect in axonen

GBS? (Guillain Barré Syndroom)

Plotseling ontstaan, demyeliniserende auto-immuunziekte. Getriggerd door campylobacter bacterie. Antistoffen hiertegen binden op stukje myeline aan uiteinde axon. -> zenuwgeleidingsonderzoek, in liqourpunctie verhoogd eiwit en geen ontstekingscellen. -> igG (EVIG) teveel aan antistoffen geven zodat het lichaam zelf allemaal antistoffen gaat afbreken.

zenuwgeleidingsonderzoek synoniem?

elektromyografie, hierbij stimuleer je zelf de zenuw (supramaximale stimulatie). En bekijk je de motorische latentietijd. Plus in richting spier, min daar loodrecht op. Je meet CMAPs: latentietijd, duur, amplitude, oppervlakte

latentietijd?

de tijd die nodig is voor geleiding. Het verschil in tijd tussen de proximale stimulatie en distale stimulatie gemeten bij elektromyografie, zenuwgeleidingsonderzoek.

-Wat gebeurt er bij axonale schade bij CMAP?
-Wat gebeurt er bij demyelinisatie bij CMAP?

-De amplitude zakt
-Lage snelheid, geleidingsblok kan ontstaan

CMAP?
SNAP?

CMAP: compound muscle action potential, motorisch zenuwgeleidingsonderzoek
SNAP: sensory nerve action potential, sensorisch zenuwgeleidingsonderzoek. Gebruikt bij carpale tunnelsyndroom.

Carpale tunnelsyndroom?

N. medianus is bekneld, zorgt voor geleidingsvertraging in de palm van de hand.

Dispersie

verschil in aankomsttijd: bij zenuwgeleidingsonderzoek, hoe langer de signalen moeten reizen hoe meer verschil er tussen de aankomsttijden zit, dit verschil noem je dispersie. Bij distale stimulatie heb je geringere dispersie dan bij proximale aankomsttijd (grotere dispersie).

Gliacellen

Ondersteunende cellen in het zenuwstelsel, niet exciteerbaar (kan geen pulsgeleiding doen), 10x zo veel als neuronen.

glazen capilairtje

heel dunne glazen naald om in cellen te prikken om het membraanvoltage te meten.

Rustmembraanpotentiaal?

Binnenkant van iedere cel is negatief geladen (-65mV). -Concentratiegradiënt: stoffen van hoge naar lage concentratie. -Elektrisch gradiënt: negatieve ionen naar positief aangetrokken, positief naar negatief.
Dit wordt onderhouden door: evenwicht in Kalium(stroom). Passieve celkanalen en gated kanalen (afhankelijk van pH en voltage ed).

Evenwichtspotentiaal (Ek) voor Kalium

Drijvende kracht concentratie gradiënt (naar buiten) even groot als drijvende kracht elektrisch gradiënt (naar binnen). Kalium evenwichtspotentiaal is gelijk aan rustpotentiaal, omdat deze het grootste aandeel ionen heeft.

Hypokalemie
Hyperkalemie

Te laag kalium in het bloed
Te hoog kalium in het bloed -> depolarisatie blijft, cel wordt inexciteerbaar.

Insuline, adrenaline en aldosteron om kalium intercellulair te krijgen.

Channelopathies

ziektes die komen door ionkanaal dysfunctie:
-genetisch (myotonia congenita), -verkregen auto-immuunreacties, -intoxicatie (geblokkeerde of overgeactiveerde ionkanalen)

Conductantie

Hogere conductantie betekent dat het membraan meer ionen doorlaat (van dat type ion). Kaliumconductantie is dan ook vaak hoog. In spiercellen is de chlorideconductantie juist hoog.

1 actiepotentiaal bestaat uit?

rustpotentiaal -> depolarisatie -> overshoot -> repolarisatie -> hyperpolarisatie -> rustpotentiaal.
Een alles of niets respons, frequentie impulsen bepaald of en hoeveel actiepotentialen ontstaan. Omklappen conductantie van kalium naar natrium. Natrium de cel in (natriuminflux)

Voltage-clamp techniek?
Patch clamp?

-stukje membraan pakken en veranderingen in gNa en gK meten
-stukje membraan met kanalen eruit zuigen om te onderzoeken: Na-kanalen te lang open->epilepsie, Na-kanalen te kort open->bewustzijnsverlies/verlamming

Na-kanalen opbouw

4 domeinen, 4e stuk (S4) is positief geladen, voltage sensor, zorgt voor conformatieverandering. D3 en D4 intracellulaire verbinding gaat in het kanaal zitten bij afsluiting (ball-and-chain model)

Refractaire periode

De periode vlak na het doorgeven van een depolarisatie in een axon zorgt ervoor dat het axon niet gedepolariseerd kan worden op die plek. Daar waar de depolarisatie dus net geweest is kan hij niet heen verplaatsen, zo gaat een actiepotentiaal slechts 1 kant op.

Absolute fase, relatieve fase

Bij de refractaire periode heb je 2 fasen, bij de 1e zijn de natriumkanalen geïnactiveerd. Bij de 2e kan met een hoge stimulus wel een nieuw actiepotentiaal ontstaan.

Wanneer Naald-EMG (Elektromyografie)?

-polyneuropathie, -zenuwcompressiesyndromen, -traumatische zenuwletsel, -ALS (amyotrofe laterale sclerose)

ALS (amyotrofe laterale sclerose)

zenuwziekte die leidt tot spierverzwakking. Zowel centrale als perifere verlies van motorneuronen. Dode neuronen zorgt voor littekenweefsel. Dood door te zwakke ademhalingsspieren. Met Naald-EMG meten of motorunits nog verbonden zijn, spontane activatie motorunits.

Waarom en hoe Naald-EMG? (Elektromyografie)

Waarom? -lokaliseren letsel, -vastleggen ernst en herstel, onderscheiden neuropathie of myopathie (spierziekte). Hoe? -concentrische naaldelectrode (meten MUP), -meten potentiaalverschillen tussen binnen en buitenkant van de naald, -kijken naar drie standen: rust, licht aanspannen, krachtig a.

MUP? (Motor unit potential)

Bij Naald-EMG, optelsom van alle actiepotentialen van spiervezels die bij één motorische eenheid horen (dus tegelijk depoliseren). Axonale schade als je scherpe golven, weesjes signalen ziet.

Waar wordt specifiek naar gekeken bij Naald-EMG? (Elektromyografie)

rust: is er spontane spiervezelactiviteit, lichte aanspanning: amplitude duur en vorm, krachtige aanspanning: hoeveel MUPs zijn er. |-> patiënt met spierziekte heeft erg kleine kabbelende potentialen. -> polyfasisch: naschokken van weesjes met vertraagde aanspanning door zwakke axon uitlopers.

Hoe gaat Reïnnervatie bij partiële schade?

1e fase: maken uitlopers naar losse motorunits, nog niet helemaal ontwikkeld waardoor een vertraagd signaal van de nieuwe uitlopers (=polyfasie), duur MUP neemt toe. 2e fase: myelinisering nieuwe uitlopers, langer en hoger MUP signaal voor altijd. Dit op grote schaal -> moeite met gecontroleerde bewegingen.

Classificatie van MUPs

0: geen MUPs herkenbaar. SP(Simple Potentials): MUPs die bestaan uit één enkele fase of golfvorm, die hoogfrequent vuurt. MP (multi-phase potentials): MUPs die bestaan uit meerdere fasen of golfvormen. IP (interference patterns): zowel SPs als MPs, totale activiteit spier.

Noem de drie type zenuwletsel?

-Neuropaxie: beknelde zenuw zoals wanneer je op je arm hebt geslapen. -Axonotmesis: axon beschadigd, myelineschede nog intact -> regeneratie van het axon. -Neurotmesis: zenuw doorgesneden, geen herstel uit zichzelf mogelijk.

Hoe ziet het resultaat van een Naald-EMG (elektromyografie) eruit bij krachtig aanspannen: normaal, neuropatisch en myopatisch?

Bij normaal is het hele beeld vol met trillingen, niet goed herkenbare frequenties. Bij neuropatisch zijn er minder MUPs, de MUPs die wel zichtbaar zijn hebben hogere amplitudes. Bij myopatisch is het aantal MUPs normaal, maar hebben zij lage amplituden.

Spierspoeltje?

klein spiertje in de spier dat gevoelig is voor rek = reksensor. uitrekking leidt tot actiepotentialen die via het afferente axon naar de axiale (C)ZS. Perifere neuron geeft dan signaal door en activeert 2e motorneuron. (gamma-motorneuronen)

Gamma-motorneuron?
Alfa-motorneuron?

Gamma: reksensor langer en korter te maken. Innerveren rekgevoelige vezels en vertellen alfaneuronen om de contractie te blijven uitvoeren.
Alfa: deze motorneuronen trekken de spier samen, spieraanspanning. Innerveren het grootste gedeelte van de spier. Zorgen voor de contractie.

Myostatische reflex?

De reflex die het spierspoeltje op dezelfde lengte houdt.

Alfa-gamma coactivatie?

Het fenomeen dat als de spier verlengt de alfa-motorneuronen ontspannen -> de spier langer wordt -> de gamma-motorneuronen ook ontspannen -> om de rekesensor op dezelfde lengte te houden. Gelijke activiteit gamma en alfa-motorneuronen.

Sherrington's law of reciprocal innervation?

Wederzijdse innervatie: als een spier aanspant, moet antagonist even hard ontspannen, wat via het ruggenmerg wordt geregeld. (biceps aanspannen, triceps ontspannen).

Kniereflex?

Door de kniepees in te duwen, je spier rekt even uit. Als reflex spant je spier aan, hierdoor gaat je been omhoog.

golgi-peeslichaam?

Is een krachtsensor die in de spier zit. (in tegenstelling tot het spierspoeltje, die de uitrekking meet) Golgi-peeslichaam zorgt voor de dosering van aanspanning van de spier. Als deze aan bvb een zwaar gewicht wordt blootgesteld.

Bisynaptische reflex? omgekeerde myostatische reflex

Op het moment dat een spier te veel wordt uitgerekt dat de myostatische reflex ervoor zou kunnen zorgen dat de spier zichzelf zou scheuren van het bot af. Op zo'n moment wordt de antagonist aangespannen ter bescherming.

Nociceptor reflex? + voorbeelden (multisynaptisch, multisegmentaal of bilateraal)

Voorkomt dat hele lijf beschadigd wordt: terugtrekken hand bij warmte of val voorkomen bij stuikelen, hier worden meerdere spieren aangespannen, een systeemreflex.

Spinale reflexen: (verzamelnaam van)?

myostatische reflex, inverse myostatische reflex, nociceptieve reflex

Convergentie?
Divergentie?

Laterale inhibitie?

1. informatie van meerdere sensoren gaat naar één neuron, 2. Informatie van één sensor gaat naar meerdere neuronen, 3. gestimuleerde neuronen remmen de activiteit van andere neuronen, invloed verschilt per neuron.

Tonische- en fasische receptoren.

Tonisch: reageren zolang stimulus aanwezig is.
Fasisch: alleen reageren op verandering.

Conventie

aangeleerde interpretatie van een bepaald beeld, een signaal zelf heeft geen betekenis. Enkel de interpretatie van dat signaal geeft het een betekenis (licht of tast)

Labeled line principle

De plaats van het uiteinde axon in het CZS bepaald wat voor informatie of interpretatie van het signaal wordt overge-nomen. Kwalitatieve informatie. Een klap op je hoofd, je ziet licht/ sterretjes, omdat (law of specific nerve energies) prikkeling van de sensor altijd hetzelfde signaal geeft (wat uitkomt als licht).

Kwantitatieve informatie actiepotentiaal/signaal?

1. Verschillende sensoren, 2. lengte van de stimulus bepaald lengte van het actiepotentiaal, 3. intensiteit van stimulus bepaald frequentie van het actiepotentiaal.

Het pijnsysteem heeft _______ myelinisatie? Want?

geen, ontwikkeld voor myelinisatie bestond. Is het oudste systeem van sensoren.

somatosensorisch systeem?

tastsysteem dat ons bewust maakt van wat er gevoeld wordt: -exteroceptie (huidreceptoren), -proprioceptie (spiespoeltjes, golgi-peeslichamen en nocireceptoren), -enteroceptie (rest)

nocireceptoren: A delta vezels en C-vezels?

A delta vezels: voor scherpe intense korte pijn, reflexen
C-vezels: langzame vlakke brandende langdurige pijn

Gnostische kennis?
Vitale kennis?

-aanraking, vibratie en lichaamspositie (tastzin, op gevoel), (synapteerd in verlengde merg).
-grove aanraking, pijn en temperatuur (synapteerd in ruggenmerg)

Fasicle/kanaal?

bundel van afferente of efferente axonen die in het CZS zitten.
+ Hoofd heeft eigen gnostisch systeem

Somatomotor?

1e motorneuron

Piramidale systeem

Bovenaan zitten neuronen die andere motorneuronen aansturen. Die vervolgens signalen doorgeven aan de perifere zenuwcellen

bilaterale motorprojectie?

aansturing van één helft van de hersenen naar beide gedeeltes lichaam (posturale motoriek, rechtop zitten bvb of slikken).

Doorsnijden van neuronen of verlamming zorgen soms voor ______?

Hyperreflexie: spierspasmes, meeste neuronen werken inhiberend en onderdrukkend voor spontane activiteit.

CVA?

verzamelnaam voor schade in hersenen door bloed. (te weinig, ischemisch: herseninfarct/TIA of te veel, hemorrhagisch: primaire hersenbloeding, subarachnoidale bloeding (SAB)).

Herseninfarct?
TIA? (Transient Ischemic Attack)

Hersenbloeding?

Subarachnoïdale bloeding? (SAB)

1. vaak door bloedpropje, langdurig afsluiten van bloedvat dat hersenen van bloed voorziet. 2. klein bloedpropje dat voor bloedvat afsluit, wordt vanzelf opgelost. 10-30 min, verhoogde kans op herseninfarct. (lokale trombose of thrombo-embolie), bij herseninfarct CT met contrast ->intraveneuze trombolyse. 3. breken bloedvat, bloed in de hersenen, wit op CT-scan. Druk kan leiden tot bewustzijnsverlies of epilepsie. -> bloeddruk laag houden. 4. vaak aneurysma, intense hoofdpijn. -> platina spiraaltje in aneurysma.

Grijze stof
Witte stof

Grijs: neuronen, ruggenmerg binnenkant en hersenen buitenkant
Wit: gemyeliniseerde axonen, ruggenmerg buitenkant en hersenen binnenkant

Corpus callosum?

Hersenbalk: verbindt de hemisferen, bestaat uit veel gemyeliniseerde axonen.

Broca?
Wernicke?

-motorische spraakcentrum: zorgt voor beweging om te kunnen praten, intonatie en snelheid. -sensorische spraakcentrum: zorgt voor begrip van taal, interpreteren van taal en symbolische betekenissen.

Striatum (functioneel)?
Lentiform nucleus (morfologisch)?

Corpus striatum (klinisch)?

-nucleus caudatus + putamen
-putamen + globus pallidus

-nucleus caudatus + putamen + globus pallidus

Limbisch systeem?

Betrokken bij emotie, motivatie, genot en emotioneel geheugen.

Extrapiramidale systeem?

Als je een extremiteit uitsteekt moet je ook je evenwicht verplaatsen, evenwichtsverschuiving om niet om te vallen.

Basale ganglia ziekten?

-Ziekte van parkinson: (extrapiramidale bewegingsstoornis, rusttremor en vastplakken voeten en voorovergebogen), -ziekte van Alzheimer: (cognitieve problemen, door amyloïd-plaques en tau). -Ziekte van Huntington: (erfelijk, chorea, bewegingsstoornis)

Parkinson? kenmerken en compensatoire loopstrategiën.

afwijking dopaminereceptoren. Bradykinesie, rigiditeit, rusttremor, afwijkende houding (dankzij verminderd evenwicht), startproblemen, freezing. Compenatoire: Cuing, auditief, visueel, tactiel, smart cues, externe cues bvb, veranderen balans (rugzak), reuzenstappen. Belangrijkste is blijven sporten.

Epilepsie?

epileptische insulten/aanvallen: overmatige impulsen leiden tot overbelasting van de hersenen. Schokkend, Tonisch, Tonisch-clonisch, Atoon. Soms laterale tongbeet. Soms urine incontinentie. Absence epilepsie (alleen bij kinderleeftijd). Genetisch, litteken. Eerder gehad? voorgeschiedenis, overige verschijnselen, alcoholonthoudingsinsult?, metabole afwijkingen in bloed?

EEG (Elektro-encefalografie)?

Meten potentiaalveranderingen (tussen twee plekken, potentiaalverschillen) in hersenen van buiten af hoofd. | Frontaal/ Occipitaal, oneven links/ even rechts, Z is de middenlijn, elektroden op de oren als referentiepunten. Van frontaal naar occipitaal meten (A-B: 0-(-50), B-C: -50-(-100), C-D: -100-(-50). A-B naar beneden, net als B-C, C-D is omhoog op EEG.

EEG aflezen?

groene lijn: harslag, blauwe lijn: ademhaling, rode lijn: oogactiviteit.
Dubbele Banana afleiding: golven wijzen naar meest negatieve. Coronaire afleiding: Sterkste negatieve veld op plek van hoogste golf.

Bij knipperen in EEG zie je dat iemand wakker is.

Hersengolven?

[Bèta] > 13 Hz: lage amplitude, lijkt op spieractiviteit, nadenken. [Alfa] 8-13 Hz: neemt toe bij sluiten ogen, neemt af bij openen ogen, neemt af bij in slaap vallen. [Theta] 4-8 Hz: lichte slaap, bij wakkere mensen met hersenafwijking. [Delta] < 4 Hz: in diepe slaap, bij wakkere patiënten ernstige dysfunctie. [Mu]-activiteit: 8-13 Hz: aanwezig in rust. Aan knippering in EEG zie je dat iemand wakker is.

EEG: piek, piekgolfcomplex en scherpe golf.

Piek < 70 ms, zelfde bij piekgolfcomplex: piek met grote golf erachter, scherpe golf 70-200 ms. Op EEG, tussen elke dikke rand = 1 seconde (=1000ms)

Syncope

kortdurende bewustzijnsdaling door te weinig bloed naar de hersenen (cerebrale hypoperfusie) door te lage bloeddruk.
-vasovagale syncope

-cardiale syncope

-orthostatische hypotensie

Symptomen sycope?

-kortdurend bewustzijnsverlies, -surkende ademhaling, -ogen vallen weg/ half open, -slap, maar ook schokken komen voor (schokken < 10), -soms incontinentie, -licht in het hoofd, zwart voor de ogen, -Direct weer helder erna.

Grootste verschil tussen syncope en epilepsie?

Bij epilepsie zijn er vaak > 20 schokken, terwijl bij syncope < 10. Bij epilepsie is er postictale verwardheid, terwijl bij syncope iemand weer direct helder is. Bij epilepsie komt er soms een laterale tongbeet voor, terwijl dit bij syncope niet voorkomt.

Type syncope?

-vasovagale syncope (reflexsyncope): angst, pijn, lang staan, sympatische activiteit naar beneden, parasympatische activiteit omhoog. -orthostatische hypotensie (bloeddrukdaling bij opstaan): bloedvaten nog flink open, maar hartslag omlaag, bloeddruk=hartfrequentie*slagvolume*perifere weerstand, kan door medicatie. -cardiale syncope (bijv. hartritmestoornis): pijn op de borst of hartkloppingen, hartfrequentie stort in->bloeddruk daling.

Bloeddrukmeting?

Met kantelproef: onder hoek van 70grd bloeddruk op peil houden lastiger. Hartsla en bloeddruk gaat omhoog bij kantelen. -vasovagale: plotselinge bloeddrukdaling na lang staan. -orthostatisch: te lage bloeddruk bij opstaan. -cardiaal: hartfrequentie zakt in/ stopt-> bloeddruk zakt ook in.
Op EEG ook bewustzijnsverlies te zien.

Synaptische overdracht? type synapsen?

presynaptische cellen -> post-synaptische cellen: -elektrische synapsen (sneller) en -chemische synapsen (komen het meeste voor, in de aciteve zone vindt neurotransmissie plaats vanuit blaasjes pre-synaptisch membraan. -Ionotrope: snel, kanaal receptoren en -Metabotrope: langzaam, G-eiwit gekoppelde receptoren.)

neuromasculaire synapsen?

aansturing skeletspieren (motorische eindplaat) door synaps van perifere motorunit. Autonome synapsen zorgen voor aansturing hart (glad spierweefsel).

Neurotransmitters?

Signaaloverdracht! Binden aan receptoren! -aminozuren, -amines, -peptides. In ER en golgi-systeem gemaakt, via secretoire granulen transport. Neuro-exocytose duurt < 0,5 ms, door potentiaal Ca-kanalen open. Door Ca versmelt blaasje met membraan. SNARE-proteïnen: botox remt SNARE-eiwit. EPSP (excitory postsynaptic potential) en IPSP (inhibitoire postsynaptic potential).

EPSP en IPSP?

Excitory post-synaptic potential: depolarisatie door opening kanalen, acetylcholine en glutamaat. | Inhibitory post-synaptic potential: opening chloridekanalen, glycine en GABA. Sommatie van EPSPs en IPSPs stimuli bepaalt or er een actiepotentiaal komt.

Neuromusculaire synaps?

chemische synaps: acetylcholine, motoraxonen->skeletspieren. Vrijkomen calcium zorgt voor samentrekken spiervezel. MEPP (miniatuur eindplaatpotentiaal: kleine depolarisatie van de spiervezel, geen effect) en EPP (eindplaatpotentiaal: genereren actiepotentiaal en spieractivatie, potentiaal in overshoot voor eventuele hoog frequente stimulatie).

Ziekte van de neuromusculaire overgang?

MS, myastenia gravis: ernstig vermoeide spieren, na rust minder spierzwakte, post-synaptische stoornis: zenuw 'praat' met normaal volume maar de spier is doof. | LEMS (Lambert-Eaton Myastheen syndroom): pre-synaptische stoornis, spier hoort normaal, maar de zenuw praat zacht: door te weinig calciuminflux.

Zieke eindplaat vormen?

-Bij MS en LEMS (myastenia gravis en Lambert-Eaton Myastheen syndroom). -Block: signaal komt niet door, drempelwaarde minder makkelijk bereikt. -Jitter: signaal komt met verschillende tijdframes door, soms duurt het lang, soms meteen.

CMAP?

CMAP staat voor "Compound Muscle Action Potential", voor het diagnostiseren van neuromusculaire overgangsziektes: MS (verminderde spierrespons, amplitude neemt af na herhaalde stimulatie) en LEMS (verbetering spierrespons, na herhaalde stimulatie). | MS: decrementele respons bij CMAP, LEMS: incrementele respons bij CMAP.

MS en LEMS

| Myasthenia gravis: immuunsysteem produceert antilichamen die de acetylcholinereceptoren op de spiervezels aanvallen, waardoor de overdracht van zenuwimpulsen naar de spieren wordt verstoord. Decrementeel respons, waarbij de amplitude van de CMAP afneemt met herhaalde stimulatie. | Lambert-Eaton myastheen syndroom: Bij LEMS produceren antilichamen tegen de calciumkanalen in de presynaptische zenuwuiteinden, waardoor de afgifte van acetylcholine (neurotransmitter) wordt verminderd. Dit leidt tot verminderde excitatie van de spieren. Incrementele respons, waarbij de amplitude van de CMAP toeneemt met herhaalde stimulatie.

Jitter en Block?

Jittel leidt niet tot zwakte, is wel zichtbaar op CMAP. Block leidt wel tot zwakte, niet activeren van spiervezel door eindplaatdisfunctie.

Revalidatie:
Restitutie?

Substitutie/adaptatie?

compensatie?

-herstel van het brein, forced-use therapy, aangedan zijde expres wel gebruiken. -alternatieve strategiën om wel goede functie te krijgen. -compenseren met hulpmiddelen

FAST?

Face, Arm, Speech, Time: herkennen beroerte, F. glimlachen en verlamt aan één kant, A. beide armen omhoog houden dan de ogen dichtdoen als één arm valt/zakt, S. Laat de persoon een zin uitspreken, onduidelijk of moeite -> beroerte: snel tijd noteren.

Spastische parese?

Verhoogde weerstand tegen bewegen. (neuraal) Rekgevoelige antagonist overactiviteit en (myopathie) verkorting en verlies in rekbaarheid van agonisten. Mate van parese vaststellen met clonus score.

Functionele capaciteit?

kracht en stijfheid, maximale kracht en minimale stijfheid.

Quiz
Chapter 6 - copy
Axial/Appendicular Skeleton 4/5 - copy
plant id week 2plant ID flashcards
earth science vocab
2do parcial EO
Pansements et Soins de plaies
Cold War Questions
PTP léky
Linguistic terminologyEnglish
Symbole des contreintes
Les contreintes
history #8
bättre jakt - dovvilt
Hkk instuderings frågor
ouyegfuqydgv wgdfvu gwsfv uadfvcyadfuv qadfkc qdofhub iouq
Presentation 4
Soins et Méthodes 2Glycémie capillaire
Plate tectonics, Volcanoes, San andreas fault,
Plate Tectonics
sound test
sound vocab quiz
Soins et Méthodes 2Asepsie chirurgicale et Prélèvement de liquides ou de matières biologiques
gestion le + important
canada
new zealand and pacific
australia
europe beachs
Europe cities
S.ASIA
N.Asia
S.E asia
FAR Conceptual Framework
gestion.2
diversité
kap 16
Gestion.1
FAR Institutional background
cca
cca stewardexam cca
french module 3
f
Anthro weeks 7-8
Computer Science1.2.4
spanish
Computer Science1.2.3
cheri
Arpan
Computer Science1.2.2
bättre jakt
german 19
cyber security chapter 8
cyber security chapter 7 flash cards
b
prep for midterm 2 (CELLS)
s
La fuerza armada nacional bolivariana
NASK dichtheid
ingör sp prov v.10svåra ord
history 7
Bill of Rights Quiz
Poderes Publicos de Venezuela
experiments
separation and purification
Pathologie
polymers
Sv prov
Latijn 10
why EESG important?
Astronomy201 - Midterm
En el restaurante
Geography Year 8
Personen en begrippen HC 2 Nieuwe tijd 1
instuderingsfrågor magtarm
Personen en begrippen HC 1 nieuwe tijd 1
CSCMP Supply Chain Foundations: Procurement Professional
Test
it management 1-6 rest (midterm)
Chapter 6/9
Prefix
birthstonesfor work memorization
Snabba Cash2
english test
Weimar germany
History n stuff
Duits allen woordenallerlei duits woorden
organic chemistry
respitory system
NKSE misären
Mn153 20' January
chemistry of environment
week 6 spanish vocab
So religion jämförande test
Latin
sharps and flats
triads
Vocabularyvocabulaire
scientific notation
Fench quiz 1
structures and forces - copy
vin
Pharmaco
structures and forces
history
Vocab
africa safari parks
cape town
UNIT 1 Family stuides - copy
african safaris
south africa
ai airport codes
airline codes
airline codes
north america
south and central america
codes for caribbean
codes for africa and middle east
Maths - sharing ratios
Science - Chemical BondingChemical bonding Chemical Bonding. Atoms and molecules join together through ionic and covalent bonding. Related topics include electronegativity, oxidation numbers, and
Glassbilen
Duits
Buddhism reading quiz #1
Joselyn
No provno prov
Léana
friskvård och hälsa
Family tree
Frans mail
frans 4
HP verbal
Spiritualiteit les 1
frans 3
frans 2
french words
FRENCH
Internationaal 1
1FE155 Management Control and Financechapter 9 - lecture 3
traitement pour les maladies cardiovasculaires
système cardiovasculaire
french cinquante-deux A,B and E
sociale psychologie
Kinjo tempura
Tahitien - verbe
Latin Endings
UNIT 1 Family stuides
What is what
bcehs
interaction juridique
Pharmacologie
Gen Bio Long Quiz
Anatomie Hart
shakespeare guilt
bio unit1
Axial/Appendicular Skeleton 4/5
Snabba cash
TKM
Englisch Vokabelquiz
Basiswoorden oefenen bijvoegelijk naamwoordenMet deze flashcards kan jij de bijvoegelijk naamwoorden van onze taal leren.
greography
neuro
Families Unit 1
TW2les 1/2/3/4/5/6/7 af
Duits
AS BUSINESS | Unit 1 exam revision
Human Geography: Case studies
marknasföring
derivative rules
analyses linéaires
Psychologie H1
frans chaptire 3
frans chaptire 3flashkaarten A
Begrepp, religion prov begrepp
metal extraction
behaviour of metals
anglais vacances de fevriertheme et version multiple
Theorists
Ak Hoofdstuk 3
magtarm
connecteur logique
practical lab 3 part 2phylum annelida
practical lab 3 part 1body plans and phylum nematoda
chapter 27rise of animal diversity
Weekly Spelling Test
plant cellhi gang
chemistrystates of matter
religonculture,religon, 7 traits
reproduction
science chp.8les caractéristiques de la terre
Animal cellhi gang
periodic table
periodic table
waves physics
biologiebassistof 12345
PhysicsPhysics[Electricity]
racines grecques
anna
svår
acid bases and salts
UE7- histoire illustrée de l'anatomie: une science et un art
skeletal muscles are stimulated to contract by nerves and act as effectors
Viollet le Duc
Anatomie Ademhaling
Matte 3C Regler
Unit 6 del 3
Strategie H3
hydrocarbures
SCIENCE QUIZ FEB 29
Geography
Exan ReviewChapters 1-7 Exam Review
BIO 3
Presentation 2
differential association theory and psychdynamic explain
chapter 26colonization of land
kap 15
Navy shit
reversible reactions and equilibrium
spaans zinnen hz3
Vocabulaire de LORE
p
Anatomi och Fysiologi CNS
r
Chapter 4 - Tissues
Computer Science1.2.1
Geo Unit 1 (Interrelationships, Pattersn + Trends, SEEP)
instuderingsfrågorna
module 3 study guide
UE7-l'image du coprs au fil du temps
rate of reaction
energy changes in reactions
Zone 4 Lecco
Zone 3 Lecco
Zone 2 Lecco
Zone 1 Lecco
sun
latn. 6
ekonomi
work
chapter 25origin and diversification of eukaryotes
chapter 24early life and the diversification of prokaryotes
anatomy
chapter 23broad patterns of evolution
Finska 50 ord 1
istalacion aire acondicionado
science
Bio Diversity Quiz - copy
Chemistry chp 1Names of significant discoveries and who discovered them
Bio Diversity QuizAnswer the following questions.g
MichaelaHistory unit one test memorization
Mesocorticolimbic System
key terms 12.2
MOQ
berlin
plant id week 1plant ID flashcards
Ballet Terms
french mardu gras
CALCULATIONS
GIS
chapter 22speciation
les inégalités sesles inégalités
church historyidk
ses l'ecolechap sur l'école
Frans être & faire
provsjukvård
chapter 21evolution of populations
polish
vocab
Quiz 6
Revenue Recognition IFRS 15
géographie définitionsgéographie définitions G4 G5
electricity and chemical change
Revision - Christian Teachings and Beliefs
hairlove
Gramatische Grundbegriffe
redox reactions
anat générale
Quiz 5
embryo
bio cell
Latin Chapter 4 Vocab - copy - copy
Physical Geography: Case studies
Latin Chapter 4 Vocab
memory chaleng
dates histoiredates h3 a h6 histoire
histoiredéfinition h3 a h6
Strategie H2
duits schritt 12 tot schrit 16german
Judendomen
consonants
Survey of Philippine Literature
Medical Terminology
unit d - digestive system
russian Vocablery
Russian Vocab
Système digestif
devoir
chapter 20evidence for evolution
servir
partir
sentir
Sortir
using moles
Dormir
Pouvoir
vouloir
Midterm Practice Day 1I am choosing 6 questions per chapter of the testbank.
KINE1102- midterm lecture 7
Quiz 4
reacting masses and chemical equations