sops
actor-obsarvatoreffect
neiging om het gedrag van anderen vooral te verklaren door persoonsgebonden kenmerken en het eigen gedrag door de situatie
centraal kenmerk
kenmerk dat een grotere rol speelt bij de beeldvorming over een persoon dan andere
cognitief schema
mentale voorspelling met info die samenhoort
cognitieve vertekening
denkfout die leidt tot foute oordelen of beslissingen
confirmation bias
neiging om vooral aandacht te hebben voor info die een mening bevestigt
fundamentele attributiefout
neiging tot voorkeur voor interne attributie bij het beoordelen van het gedrag van een persoon
halo effect
neiging om persoon positief te beoordelen op basis van negatief te beoordelen op basis van een positieve eigenschap
horn effect
neiging om imeand negatief te beoordelen op basis van een negatieve eigenschap
impliciete persoonlijkheidstheorie
geheel van gelegde verbanden tussen uiterlijke en innerlijke eigenschappen van mensen
ingroup
een groep van mensen waarmee we ons identificeren
ingroupfavoritisme
neiging om te denken dat leden van ingrouo beter zijn dan de leden van outgroup
outgroup
een groep van mensen waarmee we ons niet identificeren
outgrouphomogeniteit
neiging om te denken dat leden van outgroup goed op elkaar gelijken
primacy effect
mevhanisme waardoor de eerste kenmerk dat je opmerkt bij een pers. een grote invloed heeft op het algemeen beeld
self fulfilling prophecy
voorspelling die zichzelf waarmaakt omdat het eigen gedrag aan de voorspelling wordt aanpast
self serving bias
neiging om eigen succes toe te schrijven aaan interne factoren en mislukkingen aan externe factoren
sociale catogrisering
groepsindeling op basis van bepaalde kenmerken
sociale cognitie
waarneming en interpretatie van eigen en andermans
altruisme
gedrag waarbij je een ander belanggeloos helpt
antisociaal gedrag
gedrag waarbij je anderen niet helpt
bystander effect
het fenomeen dat stelt dat hoe meer mensen aanwezig zijn hoe minder ze geneigd zijn om een persoon met problemen te helpen
conformisme
neiging om zich te schikke naar het gedrag het gedrag en de opvattingen die in en groep heersen , met als doel aanvard te worden door die groep
contacttheorie
die stelopvatying die stelt dat contact van groepen er onder pebaald voorwaarden voor zorgt dat vooroordelen en discriminatie verdwijnt
empathie altruismehypothese
opvatting die stelt dat we anderen helpen omdat we empathie voelen voor de persoon die geholpen moet worden
gedrag
een gevolg van de wissel werking tussen de persoon en zijn omgeving en de betekenis die hij eraan geeft
gehoorzaamheid
het principe waarbij we ons gedrag aanpassen als gevolg van een bevel van een autoriteit of een gezagdragers
kameleon effect
de neiging om onbewust mensen na te bootsen met wie we in contact staan
meta analyse
een onderzoek waarbij resultaten van eerdere uitgevoerdebonderzoeken worden samengenomen om een preciezere uitspraak te doen over een pebaalde fenomeen of theorie
prosociaal gedrag
gedrag dat erop gericht is om andere te helpen
sociaal gedrag
gedrag dat betrekking heeft op andere
sociale uitwisellingstheorie
opvatting die stelt dat mensen andere helpen uit eigen belang in situatie waarin ee baten groter is van helpen groter zijn dan de kosten
cultuur component
onderdeel waaruit de cultuur van een bepaalde groep is opgebouwd
fijnmazig samenleving
samenleving met veel regels
grofmazige samenleving
samenleving met weinig regels
hedonisme
het idee dat genieten van het leven het belangerijkste is
hoofdcultuur of dominante cultuur
cultuur die normaal gedeeld wors door messte leden van de samen leving een soort grootste gemene deler. domineert de samenleving op maatschappelijk, politiek, economische vlak
machtsafstand
maatschappelijke ongelijkheid binnen een pebaalde cultuur
mix of m cultuur
culturen sie tussen fijn en grofmazige samenleving en zitten
soberheid
groep idee dat genot beperkt moet worden aan de hand van strikte sociale regels
subcultuur
groep in de samenleving met gedeelde waarden, een gedeelde geloofsopvatting/ levenstijl die afwijkenvan die binnen de maatschappij aanvaard word
tegencultuur
groep in de samenleving die de hoofdcultuur verwerpt en zich afzet tegen de waarden van de heersende cultuur
toenemende welvaart
aantal nieuwe technologieen op het vlak van massa productie
gecommercialiseerde vultuur
producten richten wich meer op jongeren
democratisering onderwijs
maakte mogelijk dat jongeren in contact komen met nieuwe info en ook leeftijdsgenoten
toename van vrije tijd
gaf jongeren de kans hun intresse optebwouwen tot hobbys
sociale identiteit
jongeren krijgen gevoel dat ze erbij horen door solidqriteit bestaat ook een wij- zijgevoel
machtsafstand
maatschappelijk ongelijkheid binnen prbaald cultuur
individualisme vs collectivisme
individu is dat de samenleving op zichzelf bezig sn collect is dat de groep het belangerinkst is
mannelijkheid vs vrouwelijkheid
mannelijk: succes , presteren, status belangerijk vrouwelijk: belang van gescheidenheid en levenskwaliteit
onzekerheidvermijding
j
eer
gezicht veleies , schaamnte , schande en aantasting van eer
goede naam
eervol gedragen , gewardeerd worden door anderen
beahgen groep
tevreden stellen gan eigen groep, communiceren beleefdheid
primaire
fysiologische behoften