Axonheuvel
Vormt de bloedhersenbarriere (BBB): semi-permeabele grens tussen de bloedbaan en het hersenweefsel.
Deze draagt bij aan de circulatie van hersenvocht: produceren en circuleren van CSF (CerebroSpinal fluid)
Vormen en onderhouden van myeline: myeline omhult de axonen van zenuwcellen. Dit vormt een myelineschede, wat de snelheid en efficiëntie van zenuwimpulsen verhoogd.
Bij MS heb je schade aan oligodendrocyten (=demyelinisatie)
Ruimt afvalstoffen op: zijn immuuncellen van het CZS, ook betrokken bij pruning (verwijderen van overbodige of beschadigde synapsen).
1. verschillende
2. één specifieke
Met de nauwkeurigheid waarmee de spier wordt aangestuurd: Hoe groter de motor unit hoe groter gebied van de spier wordt geïnnerveerd, maar hoe grover de beweging. Én hoe hoger de stimulansdrempel. kleiner->eerder geactiveerd->nauwkeuriger de beweging en het aangespannen gebied.
Dat er meer stroom wordt toegediend dan nodig is om alle motorische zenuwvezels in de onderzochte zenuw te stimuleren.
Aandoening waarbij meerdere perifere zenuwen gelijktijdig beschadigd zijn.
A lengte-afhankelijk, B dikke vezels
Een motorische voorhoorncel met het bijbehorende axon en alle spiervezels die door dit axon geïnnerveerd worden:
Acetylcholine stimuleert de spiervezels om samen te trekken.
Het rustmembraanpotentiaal komt tot stand door een evenwichtspotentiaal van voornamelijk Kalium (-65mV). Concentratiegradiënt en Elektrische gradiënt in evenwicht.
Hoger:
Een axon met een grotere diameter heeft een lagere Rin, dus de (Rin/Rm) verhouding gaat omlaag. De actiepotentiaal-geleidingssnelheid gaat dus omhoog.
Rin: inwendige elektrische weerstand van het exoplasma, omdat er meer ruimte is voor de stroom van ionen leidt een grotere diameter tot een lagere Rin.
Rm: weerstand van de membraan, verandering hierin is minimaal bij verandering van diameter van het axon.
Gamma-golven: 38 tot 80 Hz. Deze golven komen voor bij sterke mentale activiteiten zoals studeren en problemen oplossen.
Bèta-golven: 14 tot 38 Hz. Bèta-golven komen voor wanneer je actief bezig bent en zorgen ervoor dat je je kan concentreren. Wanneer er een teveel aan dit soort golven is, ervaar je stress. Tijdens slapen of mediteren neemt de hoeveelheid bèta-golven af.
Alfa-golven: 8 tot 14 Hz. Deze golven zijn actief wanneer je ontspannen bent, bijvoorbeeld tijdens slapen of dagdromen.
Thèta-golven: 4 tot 8 Hz. Thèta-golven zijn aanwezig wanneer je creatief bezig bent. Ze komen ook vaak voor tijdens REM slaap, de fase tijdens slaap waarin je droomt. Je hebt deze slaap fase nodig om de gebeurtenissen van de dag te verwerken. Mensen die slecht slapen hebben dan ook problemen om ervaringen van de dag te verwerken.
Delta-golven: 0.5 tot 4 Hz. Tijdens diepe slaap, een fase voor en na REM slaap zijn de delta-golven actief. Ze worden in verband gebracht met het herstelstadium van het lichaam waarin nieuwe cellen worden aangemaakt.
subarachnoidale bloeding: Als een hersenaneurysma barst, ontstaat er een hersenbloeding in de ruimte tussen de hersenen en het spinnenwebvlies (arachnoidea), de zogenoemde subarachnoïdale ruimte
De bloedtoevoer naar de hersenen wordt geblokkeerd:
TIA: korte symptomen, verdwijnen volledig.
Herseninfarct: ernstigere symptomen die langer duren, kunnen blijvende schade veroorzaken.
Overkoepelende term voor zowel TIA, herseninfarcten als Hemorragische beroertes: -intracerebrale bloeding (in hersenen scheuren bloedvat) -subarachnoïdale bloeding (scheuren bloedvat tussen hersenen en omhullende weefsels, subarachnoïdale ruimte)
Alleen na een herseninfarct, Intraveneuze trombolyse is een behandeling waarbij een medicijn direct via infuus in de bloedbaan wordt toegediend om bloedstolsels op te lossen.
Alleen na een TIA.
Alleen na een herseninfarct.
-geheugenverlies
-problemen met denken en redeneren
-Verwarring en desoriëntatie
-moeite met taal
-veranderingen in stemming en gedrag
-verlies van interesse en initiatief
-tremor
-spierstijfheid (rigiditeit)
-trage bewegingen (bradykinesie)
-dystonie: houdings- en balansproblemen
-dystonie: houdingsverandering
-bevroren gang (freezing)
-veranderingen in spraak en schrijven
(dystonie: onwillekeurige langdurige spiercontracties)
-Chorea (choreatische bewegingen: onwillekeurige, repitetieve bewegingen)
-Verandering in coördinatie
-Psychiatrische symptomen
-Cognitieve achteruitgang
-Veranderingen in spraak en slikken
-Spieratrofie
-Het lopen met cues, markers op de grond om de staplengte aan te geven of het bebruik van ritmische geluiden om het loopritme te verbeteren.
-Het maken van 'reuzen stappen', op deze manier wordt de patiënt aangemoedigd om grote, langzame stappen te zetten i.p.v. kleine schuifelende stapjes.
-Externe cueing: het gebruik van een looprek, wandelstok. Balans verbeteren en verminderen bevriezing door het vergroten van vertrouwen bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten.
-Neurologische status/ neurologisch onderzoek
-Omvang hersenletsel/ neuro-imaging gegevens
-Klinimetrie (mate van uitval, op vaste tijdstippen meten)
3. verschillende
4. meerdere
C. axon
D. verworven
Neurologische ziektes, hoe langer de zenuw hoe kwetsbaarder. Alle type zenuwcellen doen mee. Motorisch, sensibel, autonoom. (bvb: klapvoet, spieratrofie, gevoelloosheid, ataxie, dalen bloeddruk)
zenuwgeleidingsonderzoek, stimulatie zenuw en kijken reactie:
-spierrespons (CMAP, compound muscle action potential en SNAP, Sensory Nerve Action Potential)
-Distale en proximale stimulatie en opvangen signaal.
-Naald in spier
-onderzoek naar liquor (hersenvocht), door naald in de onderrug
Diabetes, alcohol, nierinsufficiëntie en idiopatisch
Erfelijke polyneuropathie
-Demyeliniserend: defect in Schwann cellen
-Axonaal: defect in axonen
Plotseling ontstaan, demyeliniserende auto-immuunziekte. Getriggerd door campylobacter bacterie. Antistoffen hiertegen binden op stukje myeline aan uiteinde axon. -> zenuwgeleidingsonderzoek, in liqourpunctie verhoogd eiwit en geen ontstekingscellen. -> igG (EVIG) teveel aan antistoffen geven zodat het lichaam zelf allemaal antistoffen gaat afbreken.
elektromyografie, hierbij stimuleer je zelf de zenuw (supramaximale stimulatie). En bekijk je de motorische latentietijd. Plus in richting spier, min daar loodrecht op. Je meet CMAPs: latentietijd, duur, amplitude, oppervlakte
de tijd die nodig is voor geleiding. Het verschil in tijd tussen de proximale stimulatie en distale stimulatie gemeten bij elektromyografie, zenuwgeleidingsonderzoek.
-De amplitude zakt
-Lage snelheid, geleidingsblok kan ontstaan
CMAP: compound muscle action potential, motorisch zenuwgeleidingsonderzoek
SNAP: sensory nerve action potential, sensorisch zenuwgeleidingsonderzoek. Gebruikt bij carpale tunnelsyndroom.
N. medianus is bekneld, zorgt voor geleidingsvertraging in de palm van de hand.
verschil in aankomsttijd: bij zenuwgeleidingsonderzoek, hoe langer de signalen moeten reizen hoe meer verschil er tussen de aankomsttijden zit, dit verschil noem je dispersie. Bij distale stimulatie heb je geringere dispersie dan bij proximale aankomsttijd (grotere dispersie).
Ondersteunende cellen in het zenuwstelsel, niet exciteerbaar (kan geen pulsgeleiding doen), 10x zo veel als neuronen.
heel dunne glazen naald om in cellen te prikken om het membraanvoltage te meten.
Binnenkant van iedere cel is negatief geladen (-65mV). -Concentratiegradiënt: stoffen van hoge naar lage concentratie. -Elektrisch gradiënt: negatieve ionen naar positief aangetrokken, positief naar negatief.
Dit wordt onderhouden door: evenwicht in Kalium(stroom). Passieve celkanalen en gated kanalen (afhankelijk van pH en voltage ed).
Drijvende kracht concentratie gradiënt (naar buiten) even groot als drijvende kracht elektrisch gradiënt (naar binnen). Kalium evenwichtspotentiaal is gelijk aan rustpotentiaal, omdat deze het grootste aandeel ionen heeft.
Te laag kalium in het bloed
Te hoog kalium in het bloed -> depolarisatie blijft, cel wordt inexciteerbaar.
Insuline, adrenaline en aldosteron om kalium intercellulair te krijgen.
ziektes die komen door ionkanaal dysfunctie:
-genetisch (myotonia congenita), -verkregen auto-immuunreacties, -intoxicatie (geblokkeerde of overgeactiveerde ionkanalen)
Hogere conductantie betekent dat het membraan meer ionen doorlaat (van dat type ion). Kaliumconductantie is dan ook vaak hoog. In spiercellen is de chlorideconductantie juist hoog.
rustpotentiaal -> depolarisatie -> overshoot -> repolarisatie -> hyperpolarisatie -> rustpotentiaal.
Een alles of niets respons, frequentie impulsen bepaald of en hoeveel actiepotentialen ontstaan. Omklappen conductantie van kalium naar natrium. Natrium de cel in (natriuminflux)
-stukje membraan pakken en veranderingen in gNa en gK meten
-stukje membraan met kanalen eruit zuigen om te onderzoeken: Na-kanalen te lang open->epilepsie, Na-kanalen te kort open->bewustzijnsverlies/verlamming
4 domeinen, 4e stuk (S4) is positief geladen, voltage sensor, zorgt voor conformatieverandering. D3 en D4 intracellulaire verbinding gaat in het kanaal zitten bij afsluiting (ball-and-chain model)
De periode vlak na het doorgeven van een depolarisatie in een axon zorgt ervoor dat het axon niet gedepolariseerd kan worden op die plek. Daar waar de depolarisatie dus net geweest is kan hij niet heen verplaatsen, zo gaat een actiepotentiaal slechts 1 kant op.
Bij de refractaire periode heb je 2 fasen, bij de 1e zijn de natriumkanalen geïnactiveerd. Bij de 2e kan met een hoge stimulus wel een nieuw actiepotentiaal ontstaan.
-polyneuropathie, -zenuwcompressiesyndromen, -traumatische zenuwletsel, -ALS (amyotrofe laterale sclerose)
zenuwziekte die leidt tot spierverzwakking. Zowel centrale als perifere verlies van motorneuronen. Dode neuronen zorgt voor littekenweefsel. Dood door te zwakke ademhalingsspieren. Met Naald-EMG meten of motorunits nog verbonden zijn, spontane activatie motorunits.
Waarom? -lokaliseren letsel, -vastleggen ernst en herstel, onderscheiden neuropathie of myopathie (spierziekte). Hoe? -concentrische naaldelectrode (meten MUP), -meten potentiaalverschillen tussen binnen en buitenkant van de naald, -kijken naar drie standen: rust, licht aanspannen, krachtig a.
Bij Naald-EMG, optelsom van alle actiepotentialen van spiervezels die bij één motorische eenheid horen (dus tegelijk depoliseren). Axonale schade als je scherpe golven, weesjes signalen ziet.
rust: is er spontane spiervezelactiviteit, lichte aanspanning: amplitude duur en vorm, krachtige aanspanning: hoeveel MUPs zijn er. |-> patiënt met spierziekte heeft erg kleine kabbelende potentialen. -> polyfasisch: naschokken van weesjes met vertraagde aanspanning door zwakke axon uitlopers.
1e fase: maken uitlopers naar losse motorunits, nog niet helemaal ontwikkeld waardoor een vertraagd signaal van de nieuwe uitlopers (=polyfasie), duur MUP neemt toe. 2e fase: myelinisering nieuwe uitlopers, langer en hoger MUP signaal voor altijd. Dit op grote schaal -> moeite met gecontroleerde bewegingen.
0: geen MUPs herkenbaar. SP(Simple Potentials): MUPs die bestaan uit één enkele fase of golfvorm, die hoogfrequent vuurt. MP (multi-phase potentials): MUPs die bestaan uit meerdere fasen of golfvormen. IP (interference patterns): zowel SPs als MPs, totale activiteit spier.
-Neuropaxie: beknelde zenuw zoals wanneer je op je arm hebt geslapen. -Axonotmesis: axon beschadigd, myelineschede nog intact -> regeneratie van het axon. -Neurotmesis: zenuw doorgesneden, geen herstel uit zichzelf mogelijk.
Bij normaal is het hele beeld vol met trillingen, niet goed herkenbare frequenties. Bij neuropatisch zijn er minder MUPs, de MUPs die wel zichtbaar zijn hebben hogere amplitudes. Bij myopatisch is het aantal MUPs normaal, maar hebben zij lage amplituden.
klein spiertje in de spier dat gevoelig is voor rek = reksensor. uitrekking leidt tot actiepotentialen die via het afferente axon naar de axiale (C)ZS. Perifere neuron geeft dan signaal door en activeert 2e motorneuron. (gamma-motorneuronen)
Gamma: reksensor langer en korter te maken. Innerveren rekgevoelige vezels en vertellen alfaneuronen om de contractie te blijven uitvoeren.
Alfa: deze motorneuronen trekken de spier samen, spieraanspanning. Innerveren het grootste gedeelte van de spier. Zorgen voor de contractie.
De reflex die het spierspoeltje op dezelfde lengte houdt.
Het fenomeen dat als de spier verlengt de alfa-motorneuronen ontspannen -> de spier langer wordt -> de gamma-motorneuronen ook ontspannen -> om de rekesensor op dezelfde lengte te houden. Gelijke activiteit gamma en alfa-motorneuronen.
Wederzijdse innervatie: als een spier aanspant, moet antagonist even hard ontspannen, wat via het ruggenmerg wordt geregeld. (biceps aanspannen, triceps ontspannen).
Door de kniepees in te duwen, je spier rekt even uit. Als reflex spant je spier aan, hierdoor gaat je been omhoog.
Is een krachtsensor die in de spier zit. (in tegenstelling tot het spierspoeltje, die de uitrekking meet) Golgi-peeslichaam zorgt voor de dosering van aanspanning van de spier. Als deze aan bvb een zwaar gewicht wordt blootgesteld.
Op het moment dat een spier te veel wordt uitgerekt dat de myostatische reflex ervoor zou kunnen zorgen dat de spier zichzelf zou scheuren van het bot af. Op zo'n moment wordt de antagonist aangespannen ter bescherming.
Voorkomt dat hele lijf beschadigd wordt: terugtrekken hand bij warmte of val voorkomen bij stuikelen, hier worden meerdere spieren aangespannen, een systeemreflex.
myostatische reflex, inverse myostatische reflex, nociceptieve reflex
1. informatie van meerdere sensoren gaat naar één neuron, 2. Informatie van één sensor gaat naar meerdere neuronen, 3. gestimuleerde neuronen remmen de activiteit van andere neuronen, invloed verschilt per neuron.
Tonisch: reageren zolang stimulus aanwezig is.
Fasisch: alleen reageren op verandering.
aangeleerde interpretatie van een bepaald beeld, een signaal zelf heeft geen betekenis. Enkel de interpretatie van dat signaal geeft het een betekenis (licht of tast)
De plaats van het uiteinde axon in het CZS bepaald wat voor informatie of interpretatie van het signaal wordt overge-nomen. Kwalitatieve informatie. Een klap op je hoofd, je ziet licht/ sterretjes, omdat (law of specific nerve energies) prikkeling van de sensor altijd hetzelfde signaal geeft (wat uitkomt als licht).
1. Verschillende sensoren, 2. lengte van de stimulus bepaald lengte van het actiepotentiaal, 3. intensiteit van stimulus bepaald frequentie van het actiepotentiaal.
geen, ontwikkeld voor myelinisatie bestond. Is het oudste systeem van sensoren.
tastsysteem dat ons bewust maakt van wat er gevoeld wordt: -exteroceptie (huidreceptoren), -proprioceptie (spiespoeltjes, golgi-peeslichamen en nocireceptoren), -enteroceptie (rest)
A delta vezels: voor scherpe intense korte pijn, reflexen
C-vezels: langzame vlakke brandende langdurige pijn
-aanraking, vibratie en lichaamspositie (tastzin, op gevoel), (synapteerd in verlengde merg).
-grove aanraking, pijn en temperatuur (synapteerd in ruggenmerg)
bundel van afferente of efferente axonen die in het CZS zitten.
+ Hoofd heeft eigen gnostisch systeem
1e motorneuron
Bovenaan zitten neuronen die andere motorneuronen aansturen. Die vervolgens signalen doorgeven aan de perifere zenuwcellen
aansturing van één helft van de hersenen naar beide gedeeltes lichaam (posturale motoriek, rechtop zitten bvb of slikken).
Hyperreflexie: spierspasmes, meeste neuronen werken inhiberend en onderdrukkend voor spontane activiteit.
verzamelnaam voor schade in hersenen door bloed. (te weinig, ischemisch: herseninfarct/TIA of te veel, hemorrhagisch: primaire hersenbloeding, subarachnoidale bloeding (SAB)).
1. vaak door bloedpropje, langdurig afsluiten van bloedvat dat hersenen van bloed voorziet. 2. klein bloedpropje dat voor bloedvat afsluit, wordt vanzelf opgelost. 10-30 min, verhoogde kans op herseninfarct. (lokale trombose of thrombo-embolie), bij herseninfarct CT met contrast ->intraveneuze trombolyse. 3. breken bloedvat, bloed in de hersenen, wit op CT-scan. Druk kan leiden tot bewustzijnsverlies of epilepsie. -> bloeddruk laag houden. 4. vaak aneurysma, intense hoofdpijn. -> platina spiraaltje in aneurysma.
Grijs: neuronen, ruggenmerg binnenkant en hersenen buitenkant
Wit: gemyeliniseerde axonen, ruggenmerg buitenkant en hersenen binnenkant
Hersenbalk: verbindt de hemisferen, bestaat uit veel gemyeliniseerde axonen.
-motorische spraakcentrum: zorgt voor beweging om te kunnen praten, intonatie en snelheid. -sensorische spraakcentrum: zorgt voor begrip van taal, interpreteren van taal en symbolische betekenissen.
-nucleus caudatus + putamen
-putamen + globus pallidus
-nucleus caudatus + putamen + globus pallidus
Betrokken bij emotie, motivatie, genot en emotioneel geheugen.
Als je een extremiteit uitsteekt moet je ook je evenwicht verplaatsen, evenwichtsverschuiving om niet om te vallen.
-Ziekte van parkinson: (extrapiramidale bewegingsstoornis, rusttremor en vastplakken voeten en voorovergebogen), -ziekte van Alzheimer: (cognitieve problemen, door amyloïd-plaques en tau). -Ziekte van Huntington: (erfelijk, chorea, bewegingsstoornis)
afwijking dopaminereceptoren. Bradykinesie, rigiditeit, rusttremor, afwijkende houding (dankzij verminderd evenwicht), startproblemen, freezing. Compenatoire: Cuing, auditief, visueel, tactiel, smart cues, externe cues bvb, veranderen balans (rugzak), reuzenstappen. Belangrijkste is blijven sporten.
epileptische insulten/aanvallen: overmatige impulsen leiden tot overbelasting van de hersenen. Schokkend, Tonisch, Tonisch-clonisch, Atoon. Soms laterale tongbeet. Soms urine incontinentie. Absence epilepsie (alleen bij kinderleeftijd). Genetisch, litteken. Eerder gehad? voorgeschiedenis, overige verschijnselen, alcoholonthoudingsinsult?, metabole afwijkingen in bloed?
Meten potentiaalveranderingen (tussen twee plekken, potentiaalverschillen) in hersenen van buiten af hoofd. | Frontaal/ Occipitaal, oneven links/ even rechts, Z is de middenlijn, elektroden op de oren als referentiepunten. Van frontaal naar occipitaal meten (A-B: 0-(-50), B-C: -50-(-100), C-D: -100-(-50). A-B naar beneden, net als B-C, C-D is omhoog op EEG.
groene lijn: harslag, blauwe lijn: ademhaling, rode lijn: oogactiviteit.
Dubbele Banana afleiding: golven wijzen naar meest negatieve. Coronaire afleiding: Sterkste negatieve veld op plek van hoogste golf.
Bij knipperen in EEG zie je dat iemand wakker is.
[Bèta] > 13 Hz: lage amplitude, lijkt op spieractiviteit, nadenken. [Alfa] 8-13 Hz: neemt toe bij sluiten ogen, neemt af bij openen ogen, neemt af bij in slaap vallen. [Theta] 4-8 Hz: lichte slaap, bij wakkere mensen met hersenafwijking. [Delta] < 4 Hz: in diepe slaap, bij wakkere patiënten ernstige dysfunctie. [Mu]-activiteit: 8-13 Hz: aanwezig in rust. Aan knippering in EEG zie je dat iemand wakker is.
Piek < 70 ms, zelfde bij piekgolfcomplex: piek met grote golf erachter, scherpe golf 70-200 ms. Op EEG, tussen elke dikke rand = 1 seconde (=1000ms)
kortdurende bewustzijnsdaling door te weinig bloed naar de hersenen (cerebrale hypoperfusie) door te lage bloeddruk.
-vasovagale syncope
-cardiale syncope
-orthostatische hypotensie
-kortdurend bewustzijnsverlies, -surkende ademhaling, -ogen vallen weg/ half open, -slap, maar ook schokken komen voor (schokken < 10), -soms incontinentie, -licht in het hoofd, zwart voor de ogen, -Direct weer helder erna.
Bij epilepsie zijn er vaak > 20 schokken, terwijl bij syncope < 10. Bij epilepsie is er postictale verwardheid, terwijl bij syncope iemand weer direct helder is. Bij epilepsie komt er soms een laterale tongbeet voor, terwijl dit bij syncope niet voorkomt.
-vasovagale syncope (reflexsyncope): angst, pijn, lang staan, sympatische activiteit naar beneden, parasympatische activiteit omhoog. -orthostatische hypotensie (bloeddrukdaling bij opstaan): bloedvaten nog flink open, maar hartslag omlaag, bloeddruk=hartfrequentie*slagvolume*perifere weerstand, kan door medicatie. -cardiale syncope (bijv. hartritmestoornis): pijn op de borst of hartkloppingen, hartfrequentie stort in->bloeddruk daling.
Met kantelproef: onder hoek van 70grd bloeddruk op peil houden lastiger. Hartsla en bloeddruk gaat omhoog bij kantelen. -vasovagale: plotselinge bloeddrukdaling na lang staan. -orthostatisch: te lage bloeddruk bij opstaan. -cardiaal: hartfrequentie zakt in/ stopt-> bloeddruk zakt ook in.
Op EEG ook bewustzijnsverlies te zien.
presynaptische cellen -> post-synaptische cellen: -elektrische synapsen (sneller) en -chemische synapsen (komen het meeste voor, in de aciteve zone vindt neurotransmissie plaats vanuit blaasjes pre-synaptisch membraan. -Ionotrope: snel, kanaal receptoren en -Metabotrope: langzaam, G-eiwit gekoppelde receptoren.)
aansturing skeletspieren (motorische eindplaat) door synaps van perifere motorunit. Autonome synapsen zorgen voor aansturing hart (glad spierweefsel).
Signaaloverdracht! Binden aan receptoren! -aminozuren, -amines, -peptides. In ER en golgi-systeem gemaakt, via secretoire granulen transport. Neuro-exocytose duurt < 0,5 ms, door potentiaal Ca-kanalen open. Door Ca versmelt blaasje met membraan. SNARE-proteïnen: botox remt SNARE-eiwit. EPSP (excitory postsynaptic potential) en IPSP (inhibitoire postsynaptic potential).
Excitory post-synaptic potential: depolarisatie door opening kanalen, acetylcholine en glutamaat. | Inhibitory post-synaptic potential: opening chloridekanalen, glycine en GABA. Sommatie van EPSPs en IPSPs stimuli bepaalt or er een actiepotentiaal komt.
chemische synaps: acetylcholine, motoraxonen->skeletspieren. Vrijkomen calcium zorgt voor samentrekken spiervezel. MEPP (miniatuur eindplaatpotentiaal: kleine depolarisatie van de spiervezel, geen effect) en EPP (eindplaatpotentiaal: genereren actiepotentiaal en spieractivatie, potentiaal in overshoot voor eventuele hoog frequente stimulatie).
MS, myastenia gravis: ernstig vermoeide spieren, na rust minder spierzwakte, post-synaptische stoornis: zenuw 'praat' met normaal volume maar de spier is doof. | LEMS (Lambert-Eaton Myastheen syndroom): pre-synaptische stoornis, spier hoort normaal, maar de zenuw praat zacht: door te weinig calciuminflux.
-Bij MS en LEMS (myastenia gravis en Lambert-Eaton Myastheen syndroom). -Block: signaal komt niet door, drempelwaarde minder makkelijk bereikt. -Jitter: signaal komt met verschillende tijdframes door, soms duurt het lang, soms meteen.
CMAP staat voor "Compound Muscle Action Potential", voor het diagnostiseren van neuromusculaire overgangsziektes: MS (verminderde spierrespons, amplitude neemt af na herhaalde stimulatie) en LEMS (verbetering spierrespons, na herhaalde stimulatie). | MS: decrementele respons bij CMAP, LEMS: incrementele respons bij CMAP.
| Myasthenia gravis: immuunsysteem produceert antilichamen die de acetylcholinereceptoren op de spiervezels aanvallen, waardoor de overdracht van zenuwimpulsen naar de spieren wordt verstoord. Decrementeel respons, waarbij de amplitude van de CMAP afneemt met herhaalde stimulatie. | Lambert-Eaton myastheen syndroom: Bij LEMS produceren antilichamen tegen de calciumkanalen in de presynaptische zenuwuiteinden, waardoor de afgifte van acetylcholine (neurotransmitter) wordt verminderd. Dit leidt tot verminderde excitatie van de spieren. Incrementele respons, waarbij de amplitude van de CMAP toeneemt met herhaalde stimulatie.
Jittel leidt niet tot zwakte, is wel zichtbaar op CMAP. Block leidt wel tot zwakte, niet activeren van spiervezel door eindplaatdisfunctie.
-herstel van het brein, forced-use therapy, aangedan zijde expres wel gebruiken. -alternatieve strategiën om wel goede functie te krijgen. -compenseren met hulpmiddelen
Face, Arm, Speech, Time: herkennen beroerte, F. glimlachen en verlamt aan één kant, A. beide armen omhoog houden dan de ogen dichtdoen als één arm valt/zakt, S. Laat de persoon een zin uitspreken, onduidelijk of moeite -> beroerte: snel tijd noteren.
Verhoogde weerstand tegen bewegen. (neuraal) Rekgevoelige antagonist overactiviteit en (myopathie) verkorting en verlies in rekbaarheid van agonisten. Mate van parese vaststellen met clonus score.
kracht en stijfheid, maximale kracht en minimale stijfheid.