Utilisateur
Het verband tussen het aantal producten dat je voor een bepaalde prijs wilt kopen en de prijs van een product. Het is zo dat als de prijs daalt de gevraagde hoeveelheid stijgt. Dit wordt weergegeven in een (collectieve) vraaglijn.
Dit is (voornamelijk) als er een verandering is van de prijs
- Als er een verandering ontsaat van de behoefte van de vragers - Als er een verandering ontsaat in het inkomen van de vragers
- Als er een verandering ontsaat in de prijs van substitutie- en complementaire goederen
- Als er een verandering ontsaat in het aantal vragers
Het verband tussen het aantal producten men wil produceren en de prijs van een product. Meestal is het zo dat als de prijs stijgt, de aangeboden hoeveelheid ook stijgt. Dit wordt weergegeven in een collectieve aanbodlijn.
Als er een veranderin in de prijs ontstaat
Dit heeft altijd te maken met het aanbod. Als er meer/minder anbod is schuift de lijn naar rechts/links.
Andere factoren:
- Verandering van aantal aanbieders
- Als de kostprijs verandert
- Als er technologische verbeteringen onstaat
- Door natuurlijke omstandigheden kunnen grondstoffen duurder of goedkoper worden
Vraag en aanbod staan aan elkaar gelijk
De hoeveelheid goederen die wordt afgenomen bij het marktevenwicht
Wanneer het aanbod groter is dan de vraag, niet alle geproduceerde producten worden gekocht/geconsumeerd door consumenten
Wanneer de vraag groter is dan het aanbod, de vraag van producten zijn groder dan de capaciteit van het maken van die producten
Alle kenmerken:
- Veel aanbieders
- Veel vragers
- Homogeen producten
- Goede transparantie van de markt
- Makkelijke mogelijkheid tot toetreding
- Er is geen prijszetter
Denk aan de markt voor graan en suiker
Alle kenmerken:
- Veel aanbieders
- Veel vragers
- Heterogeen producten
- Slechte transparantie van de markt
- Makkelijke mogelijkheid tot toetreding
- Er zijn weinig prijszetters
Denk aan keldingwinkels of restaurants
Alle kenmerken:
- Weinig aanbieders
- Veel vragers
- Hetero- en homogeen producten
- Slechte transparantie van de markt
- Moelijke mogelijkheid tot toetreding
- Er zijn redelijk veel prijszetters
Denk aan benzine maatschappijen
Alle kenmerken:
- 1 aanbieders
- Veel vragers
- Homogeen producten
- Slechte transparantie van de markt
- Moelijke mogelijkheid tot toetreding
- Er is 1 prijszetter
Denk aan NS trein bedrijf in nederland
In dit product zit er geen verschil in de ogen van de consument, zoals fruit, groente en elektriciteit.
Als er in de ogen van de consument weldegelijk een verschil is zoals cola en pepsi, smartpones en sneakers
Afzet is het aantal verkochte eenheden van een product en omzet is de totale opbrengsten daarvan
Constante kostenzijn kosten die niet afhangen van de productie, zoals bijvoorbeeld de huur.
Variabele kosten zijn kosten die wel daarvan afhangen zoals de inkoopprijs van grondtsoffen
Proportioneel variabele kosten zijn gelijk aan marginale kosten.
Progressief variabele kosten zijn hoger en stijgen schuin mee met afzet.
Degressief variabele kosten zijn lager en dalen schuin mee met afzet.
Alle kosten van een bedrijf/product
Alles wat je terugkrijt van het verkopen van je producten (dit is geen winst)
Zodra je je omzet hebt moet je de winst nog bereken om te zien wat je werkelijk hebt verdiend
De kosten als je 1 extra product zou produceren, oftewel de kosten van 1 product
De opbrengsten als je 1 extra product zou produceren, oftewel de opbrengsten van 1 product
Betalingsbereidheid is hoeveel iemand bereid is te betalen voor een product als conan gray een album verkoopt dat hangt het per persoon af hoeveel iemand daarvoor wilt betalen, het hangt ook af van deze factoren
- Individuele voorkeuren
- Beschikbaar budget oftewel inkomen
- Aanwezigheid en pijs van substitutie- complementairegoederen
- Exogene factoren
Als een sprake is van een elastische vraag heeft de prijs een grote invloed op de afzet van het product. Wanneer de prijs stijgt zal de omzet dalen. De elastische vraag zijn vrijwel altijd luxe goederen. Inelastisch is het tegenovergestelde, en is vrijwel altijd noodzakelijke goederen.
Dit is een goed waarvan je wanneer je inkomen stijgt minder gaat kopen. Bijvoorbeeld huismerkproducten. De uitkomst van de inkomenselasticiteit van de vraag is bij inferieure goederen altijd lager dan 0.
Een primair goed, ook wel 'noodzakelijk goed', is een goed dat voorziet in de eerste levensbehoefte van de consument. Zo zijn water, voedsel en lucht primaire goederen. De uitkomst van de inkomenselasticiteit van de vraag is bij inferieure goederen altijd tussen 0 en 1.
Wanneer je inkomen stijgt ga je in verhouding tot je inkomen meer van deze producten kopen. Bijvoorbeeld zalm of luxe vakanties. De uitkomst van de inkomenselasticiteit van de vraag is bij inferieure goederen altijd hoger dan 1.
Het consumentensurplus is gelijk aan het verschil tussen de betalingsbereidheid en de te betalen prijs.
Zodra de winst 0 is verdient de producent genoeg om zijn kosten te dekken, dat noemen we kostdekend. Dit punt noemen we ook wel het break-even punt, hier wordt geen winst of verlies gemaakt.
Prijsdiscriminatie is het vragen van verschillende prijzen voor hetzelfde product of dienst bij verschillende afnemersgroepen. Bijvoorbeeld wanneer ouderen goedkoper met het openbaar vervoer mogen reizen. De dienst is hetzelfde, maar de prijs is anders voor een bepaalde groep mensen.
Prijsdifferentiatie is het vragen van een andere prijs voor verschillende groepen afnemers, omdat de kosten om het product te maken (of de dienst te leveren) daardoor verschilt.
Externe effecten zijn effecten die niet neerslaan in markten, maar wel ingrijpen op de welvaart van burgers. Positieve externe effecten vergroten de welvaart. Zo heeft onderwijs bijvoorbeeld positieve externe effecten. Voorbeelden van negatieve externe effecten van zijn geluidsoverlast en luchtvervuiling.
Een collectief goed is een goed waarvan mensen die er niet voor betalen niet kunnen worden uitgesloten, en waarbij consumptie door de een niet ten koste gaat van consumptie door de ander.
Quasi-collectieve goederen zijn goederen die wel uitsluitbaar zijn, maar alsnog door de overheid worden geleverd. Zij zouden in principe door bedrijven kunnen worden geleverd, maar er wordt voor gekozen om dit door de overheid te laten doen. Dan moet je denken aan het reizen per trein (OV) en het aanvragen van een rijbewijs of een paspoort.
Een minimumprijs is de laagste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal boven de marktprijs.
Een maximumprijs is de hoogste toegelaten prijs voor een goed of dienst en ligt meestal beneden de marktprijs. Deze wordt opgelegd door de overheid.
We spreken van een heffing bij een bedrag dat door de overheid wordt vastgesteld en dat aan de overheid moet worden afgedragen. Bijvoorbeeld rioolheffing, een kaartje voor het gemeentelijke zwembad of de kosten voor een paspoort.
Een subsidie is een financiële bijdrage die je kunt krijgen van een overheids- of een particuliere organisatie. Deze organisaties geven geld aan bepaalde doelgroepen of projecten. Zij doen dit omdat zij groepen mensen willen helpen, bepaalde problemen willen oplossen of innovaties willen stimuleren.