Utilisateur
pf van cadere (vallen)
1 (aan de kant) gaan
2 toegeven
wedstrijd
pf van consistere (blijven staan)
pf van dicere (zeggen)
leiden, brengen
pf van ducere
pf van facere (doen, maken)
pf van esse (zijn)
gisteren
pf van incipere (beginnen)
onrecht
klaarmaken
nadat
pf van posse (kunnen)
besturen, leiden
pf van respondere (antwoorden)
pf van regere
pf van ridēre (lachen)
vaak
genoeg
aanraken
pf van tangere
pf van venire (komen)
pf van vincere ((over)winnen)