unit 2
... gaan we naar
fahren wir am ... nach
gaan we dit weekend naar..
fagren wir am wochenende nach..
om hoe laat ontmoeten we elkaar
wie spät treffen wif uns
wanner gaan we naar
wann fahren wir nach
goed idee
gut idee
gerne
graag
ik kan helaas niet
ich kann leider nicht
we onmieten elkaar om .. uur
wir treffen uns um.. uhr
we gaan..
wir fahren am..
maandag
montag
dinsdag
dienstag
woensdag
mittwoch
donderdag
donnertag
vrijdag
freitag
zaterdag
samstag
zondag
sonntag
weekend
das wochenende
morgen
der morgen
voormiddag
der vormittag
middag
der mittag
namiddag
der nachmittag
avond
abend
shoppen
bummeln
doen
machen
elkaar ontmoeten
sich treffen
wachten (op)
warten (auf)
vroeger
früher
gisteren
gestern
vandaag
heute
morgen
mirgen
overmorgen
übermorgen
later
später
geen idee
keine ahnung
wij gaan naar de bioscoop
wir gehen ins kino
akkoord
einverstanden
precies
genau
klopt
stimmt
zou je graag..
michtest du..
er is
es gibt
de inlichting
die auskunft
de brief
der brief
de film
der film
het ontbijt
das frühstück
het bureau
der schreibtisch
het uur
die stunde
vragen
bitten
aansteken
einschalten
ontbijten
fruhstücken
pianospelen
Klavier spielen
spreken
reden